59
De statie der Dominicanen
De eerste Dominicaan, die zich te Schiedam vestigde, was op 2 december 1605
ingekleed in het klooster te Antwerpen. Op 12 december 1606 legde hij er zijn
professie af 'op zijn negentiende levensjaar', zoals het professieboek erbij vermeldt.
Kruinschering en kleine wijdingen ontving hij op 29 februari 1608, de priester
wijding op 22 september 1612. Van 1616 tot 1636 bediende hij de katholieken
te Schiedam, waar hij op 13 juli 1636 tijdens een pestepidemie overleed aan de
besmetting, die hij bij het toedienen der sacramenten had opgelopen. In septem
ber 1629 vluchtte hij tijdens een periode van zware vervolging binnen Schiedam
en elders uit de stad en begaf zich naar zijn confrater, de bisschop van 's-Herto-
genbosch Michael Ophovius, bij wie hij 28 september 1629 aankwam. Tijdens
zijn afwezigheid vestigde zich weer een saeculiere geestelijke te Schiedam, na
melijk Bernardus Weserhaen of Weerhaen, zodat, toen ook de Dominicaan terug
keerde, zich twee staties te Schiedam bevonden. Zeer opvallend is wel, dat de
saeculiere pastoor zijn schuilkerk opnieuw vestigde in het Huis te Poort, op de
plaats waar nu nog de oud-katholieke kerk staat. Hoe dit in zijn werk ge
gaan is, heb ik nog niet kunnen achterhalen. Het moet overigens plaatsgevon
den hebben na 1668, want Bernardus Weerhaen huurde een huis van de familie
Kesa, die van de gereformeerde religie was, en bezat geen vast bedehuis, terwijl
Johannes de Haes, opvolger van Bernardus Weerhaen als saeculier pastoor, op
de Haven woonde, zoals blijkt uit zijn overlijdensbericht, d.d. 13 juli 1668.
Uit de overgeleverde doopbloeken blijkt, dat de Dominicanen aanvankelijk voor
al de stadsbevolking bedienden, terwijl de saeculiere geestelijke zeer velen te
Kethel en Vlaardingen doopte. Misschien moeten we in dit werken buiten de
stad de reden zoeken, waarom zowel Ambrosius a Capello in 1641-1642, als
ook Joannes Bapt. Verjuys in 1660 in hun verslagen alleen de dominicaanse
missionaris binnen Schiedam vermeldden en niet spraken over de saeculiere
pastoor. In 1665 steeg het aantal doopsels der saeculieren binnen de stad
plotseling van 4 tot 33 en handhaafde zich sindsdien op dit veel hoger niveau.
Een afdoende verklaring hiervoor is mij nog niet bekend. Wellicht hangt het
echter samen met het feit, dat Schiedam in 1663 eigenaar werd van de am
bachtsheerlijkheden Nieuwland, Kortland en 's-Graveland. Bewoners van deze
gebieden konden misschien vanaf dat jaar tot de burgers van de stad gerekend
worden, zodat de doopsels nu als binnen de stad toegediend werden be
schouwd.
(wordt vervolgd)
RECTIFICATIE
De heer Mr. Dr. Vincent A. M. van der Burg maakte mij attent op een storende
fout in de eerste aflevering van mijn artikel over het ontstaan van de statie
der Dominicanen te Schiedam. Op blz. 6 staat vermeld (regels 11 t/m 20 van
boven) dat de katholiek gebleven afstammelingen van het geslacht Van der
Burch-van Smalevelt zich terugtrokken uit de regentenkringen en zich gingen
vervolg blz. 62