De Babberspoldermolen
75
Jan Kies
Schiedams laatste scheprad gesloopt
In de zes jaargangen die Scyedam nu telt is al aardig wat over de Schiedamse
industriemolens (korenmolens, zaagmolens etc.) geschreven. Over de polder
molens, waarvan er toch minstens acht op Schiedams grondgebied hebben ge
staan, is echter nog niets geschreven. Het slopen van Schiedams laatste scheprad
(uit de Babberspolder) is een aanleiding om hierin verandering te brengen.
Reeds enkele eeuwen geleden stonden er al poldermolens rondom Schiedam. De
Hargpolder had al in de 16e eeuw een molen, want in 1574 brandde deze af en
werd door een nieuwe vervangen. De West Abtspolder werd al in 1479 bemalen.
De bemaling van de Babberspolder is iets minder oud, maar halverwege de 17e
eeuw moet er toch ook al een molen geweest zijn. Er is namelijk een dokument
bekend uit 1663, dat handelt over het omhoog brengen van de watermolen van
deze polder. Vermoedelijk is het deze molen waarover in 1709 weer gesproken
wordt. In het archief van het Hoogheemraadschap van Delfland bevindt zich n.l.
een dokument d.d. 5 december 1709, waarin het Hoogheemraadschap het bestuur
van de Babberspolder toestemming geeft voor het vernieuwen van de molen. Dit
omdat 'haer polders watermole door ouderdom sodanig was vervallen dat niet
sonder groot perijckel van sware toevallen dienst conde doen
Getuige het kleine gevelsteentje in de romp, is de molen in 1710 gebouwd. Uit de
afmetingen van het onderste gedeelte van de later verhoogde romp valt af te leiden
dat het een brede en forse molen is geworden. Oorspronkelijk had deze molen een
houten bovenas. Halverwege de vorige eeuw echter, begon in het hele land de
gietijzeren bovenas zijn intrede te doen. Gietijzer rot immers niet en ging dus veel
langer mee al was het wel aanmerkelijk duurder. In 1866 werd door H. Hartogh
Heys Jr. uit Delft een gietijzeren bovenas voor de Babbersmolen geleverd. Deze
as, met als nummer 31had een garantie van tien jaar. De wieken waren toen nog
vrijwel zeker geheel van hout. Pas in 1880 krijgen we zekerheid omtrent het ge
bruikte materiaal. De Fa. Gebr. B. Pot uit Elshout bij de Kinderdijk leverde in
1880 en in 1881 een ijzeren molenroede af voor de som van 48 5,-per stuk. Op
23 dec. 1880 werd nr. 1260 gestoken en op 1 dec. 1881 nr. 1308. Beide roeden
hadden een garantie van zes jaar, ingaande op de dag van het steken van de roe. Er
draaien nu echter nog 'Potroeden' welke de leeftijd van 100 jaar dicht benaderen.
In 1885 wordt bekend dat op slechts 80 meter van de molen de nieuwe spoorlijn
Rotterdam-Hoek van Holland geprojecteerd is. Dit feit wordt voorgelegd aan de
Vergadering van Stemgerechtigde Ingelanden. In deze vergadering biedt een
medewerker van Staatsspoorwegen een financiële compensatie aan voor het
verhogen van de molen, of voor het stichten van een stoomgemaal. Dit geheel
naar oordeel van de polder. Door een spoordijk op zo'n korte afstand van de
molen zou een forse windbelemmering optreden. In die vergadering (in 1885)
wordt reeds voorgesteld van de molen een stoomgemaal te maken, wat dan offi
cieus wordt besloten. Tenslotte wordt op 29 maart 1886 in dezelfde vergadering
officieel hiertoe besloten, met 84 stemmen voor en 80 tegen. Zodoende gaan op
29/31 maart 1886 de Babberspolder en de Staatsspoorwegen de overeenkomst
aan welke bepaalt dat op ca. 80 meter van de molen een spoordijk mag worden
aangelegd. Tevens is overeengekomen dat 'ter voorziening in de waterbemaling
van den Babberspolder die door den spoorweg wordt belemmerd' het rijk 5150,-