32
Het dragersgilde
meer rechtstreeks aan het gilde moeten betalen, waardoor de gepensioneerde
gildebroeders die een weekgeld van 30 stuivers genieten, dan meer uitgekeerd
kunnen krijgen.
Op 6 juli 1797 wordt de 'Ordonnantie of Reglement voor de zakkendragers bin
nen de Stad Schiedam 'gepubliceerd. Deze komt in de plaats van de oude ordon
nantie uit 1594 en de wijzigingen die daarin later zijn aangebracht, behalve van de
ampliatie aanvulling) van december 1790. Gezien de op handen zijnde ophef
fing van de gilden wordt het woord gilde vermeden.
Inhoud ordonnantie
Als voorbeeld hoe een gilde organisatorisch in elkaar zat en hoe het werkte, geven
wij hieronder per artikel de inhoud van de ordonnantie weer.
In artikel 1 wordt de benoeming van de hoofdlieden - het bestuur of de leiders -
geregeld. De in functie zijnde hoofdlieden leggen ieder jaar aan de municipaliteit
(d.i. stadsregering) voorstellen voor opvolging ter goedkeuring voor, waarna de
arbeiders of zakkendragers dan uit de vier voorgestelde hoofdlieden er twee kun
nen kiezen.
Uit artikel 2 blijkt dat de zakkendragers in geval van brand of watersnood en in de
winter bij ijsvorming in de havens hun diensten moeten aanbieden.
In artikel 3 wordt vermeld dat nieuwe dragers in principe niet jonger dan 20 jaar
en niet ouder dan 35 jaren mogen zijn.
Uit artikel 4, 5 en 7 komt het begrip smakken naar voren. Door middel van het
gebruik van dobbelstenen werd nl. bepaald wie van de zakkendragers het eerst aan
het werk kon gaan. Kwamen zeeschepen binnen dan mochten de arbeiders alleen
opnieuw smakken en het onder handen zijnde werk in de steek laten. Het laden en
lossen van zout mochten grossiers en burgers zelf verzorgen.
In artikel 6 wordt vermeld dat de arbeiders één maal per jaar vijf stuivers 'in de
Bussche' (gemeenschapskas) moeten betalen, zodat de gereedschappen onder
houden kunnen worden alsmede de zieke en onvermogende arbeiders onder
steund kunnen worden. (Dit laatste gebeurde ook al in 1594!)
Ondersteuning van zieke en oude dragers was overal een oud gebruik en kwam al
vroeg voor in de Vlaamse handelssteden - in Yperen omstreeks 1650 zelfs in de
vorm van een volledige uitkering waaraan géén termijn verbonden was - doch
ook in Amsterdam zoals blijkt uit de oprichtingsakte van het Vriesseveem in 1617
en uit 1613 toen in het korendragersgilde in Amsterdam 16 oude broeders 30
stuivers per week uitkering ontvingen.
In Schiedam ontvingen de zieke dragers nog in 1913 een ondersteuning en wel van
3,-per week.
Artikel 8 en 10 vermelden dat geschillen tussen de arbeiders of zakkendragers over
hun werk of de ordonnantie door de hoofdmannen zullen worden afgedaan en dat
de hoofdlieden bij morren, kwalijk spreken of twist de arbeiders het werken kun
nen verbieden.
Artikel 9 gaat over een situatie waarbij er te veel werk is. De arbeiders zullen dan
moeten smakken om het werk in kavelingen (gedeeltes) te doen (zie ook artikel
23).
Volgens artikel 11 zullen de hoofdlieden toezicht houden op de rechten, goede
ren, gereedschappen (ladders, planken) en gelden.