28
Het dragersgilde
hulp van een kraan gebruiken). In Schiedam worden de dragers voor het eerst in
1316 vermeld. In die tijd is er nog maar één Schie die de verbinding van de rivier
met het achterland Delft, Den Haag en Holland vormde, nl. de Schiedamse Schie.
Op de plek waar nu de Dam ligt was er oorspronkelijk geen sluis die doorgang aan
de schepen gaf. Er was op het midden van die Dam slechts een spuisluis, voor het
afvoeren van het Schiewater in de Maas.
Naast de Spui die in 1310 voor het eerst wordt genoemd, werd ten behoeve van de
scheepvaart een overtoom met windas gemaakt. Dit is een spil die door wielen of
tredmolens moet zijn bediend. Hiermede werd een ketting op het spil gerold - op
de as gewonden - en het schip over de helling gesleept.
In 1339 blijkt dat de spuisluis omgezet is in een kleine schutsluis, zodat kleine
schepen er door kunnen. Duidelijk is dat op deze plaats al in oude tijd een druk
overslagverkeer plaatsvond. In de begintijd van Schiedam, d.w.z. vóór 1339,
moest alle lading van de schepen bestemd voor Delft, Den Haag en het verdere
achterland vanuit de haven - d.i. de Lange haven en Korte haven - overgeladen
worden in schepen aan de noordzijde van de Dam. Dit kon of hetzelfde schip zijn
dat dan over de overtoom getrokken was, of een ander schip. Later konden welis
waar de kleinere schepen zonder overlading door de schutsluis, doch de lading
van grotere schepen moest overgeladen worden in kleinere binnenscheepjes. Dit
kon in de haven gebeuren, waarna de binnenschepen de sluis passeerden, of de
lading werd over de dam gedragen en in binnenscheepjes in de Schie aan de
noordzijde van de dam ingeladen.
Zoals gezegd is de oudste vermelding van dit dragen uit 1316. Enghebrecht, rent-
De zakkendragers D. Foet, Zondag, Kalkman, De Ronde, Kreuger en F. van Duijn in actie. (Foto circa
1912.)