29 Het dragersgilde meester van Noord-Holland, vermeldt onder het hoofd van sciphuren ende van waghenaren: 'Item des woensdaghes na onser Vrouwen dach te half Oest (18 augustus) van 2 sciphuren, die brochten van Sciedamme in den Haghe 4 hoed tarwe, 1 hoed rogghe: 6 s. Item dien tarwe over te doen draghen Sciedamme: 2 x(tuiver)'. Voor de hand ligt dat de rentmeester voor zijn heer schepen huurde om voor hem allerlei lading - zoals wijn, tarwe, leistenen - te laten vervoeren. Uit een latere bron van het jaar 1333 kan men concluderen dat zelfs sprake is van een overhaal- en overslaghefFmg; wat echter twee mannen op een draagbaar kon den dragen is dan vrij van recht. In die tijd vervoert de Schiedamse reder Heijnric Vrese tarwe vanuit Engeland naar het gebied van de Graaf van Holland. De schepen waren over het algemeen niet groot. Het grootste zeewaardige schip, de Kogge, had een laadvermogen van maximaal 200 ton. De tarwe voor het achter land bestemd, moet ongetwijfeld bij de overslag te Schiedam zijn overgeladen in kleinere schepen. Omstreeks 1370 is er in Schiedam sprake van een vestiging van een wacht van de Goudse grafelijke tol waarbij het bier onderwerp van belasting was. In die tijd moet bijna al het export-bier van Hollands eerste bierleverancier Delft, alsmede een groot deel van de hiervoor bestemde grondstof, zoals granen, gruit en hop, Schiedam gepasseerd zijn. Ontstaan Wanneer het St. Anthonis- of dragersgilde is ontstaan is niet bekend. Een archief van het dragersgilde bestaat niet. Uit aantekeningen van een stadsklerk uit de vijf tiende eeuw blijkt dat in 1465 het dragersgilde in de processie met kaarsen voorop liep. Het St. Anthonisgilde had in de vijftiende eeuw eigen varkens, dit valt althans op te maken uit een vermelding die zegt dat de overal vrij rond lopende varkens niet op straat gevoederd mogen worden, behalve die aan het St. Anthonis gilde toebehoorden. In Rotterdam vernemen wij eerst iets van het bestaan van een zakkendragersgilde in 1617. In het oudste keurboek van Schiedam waarvan het oudste gedeelte uit ca. 1450 dateert vinden wij een kort hoofdstukje getiteld: Van den dragers. Er worden een aantal regels in vermeld en als te dragen produkten worden tarwe, haring, bier, pek en teer, as en hout genoemd. De dragers moesten poorters burgers) van Schiedam zijn. In de vroege middeleeuwen vinden wij in de belangrijkste havengebieden van West-Europa reeds dragers en hun gilden vermeld. In Brugge bestaat al in 1291 de vereniging van arbeiders van de St. Jansbrug, waar ook Rijkepinders voorkomen (ook in Schiedam worden de dragers wel pijnders genoemd - komt van het Franse woord peine moeite). De oudst bekende ordonnantie van alle dragersgilden is van dit gilde en stamt uit 1291. In 1279 worden echter in Brugge al gezworen arbeiders genoemd die de vracht in en uit de schepen droegen. In Stettin - een niet onbelangrijke havenplaats aan de Oostzee aan de mond van de Oder - is in 1319 sprake van een dragersbroederschap. In 1619 was het ongeveer even groot als in Schiedam in de 18e en 19e eeuw en telde namelijk 88 dragers. In deze havenplaats vond zelfs op drie dagen per jaar een uniek gildegerecht plaats. Midden in de stad was een groot dragersblok waarop de dragers dan moesten gaan zitten en werd door twee gildebroeders recht gesproken in zake beledigingen, smaad, scheld woorden enz.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1981 | | pagina 9