De drie wandborden in de
Grote of Sint Janskerk(l) Dr. P. J. T. Endenburg
43
Het interieur van de kerken in de late middeleeuwen vertoonde een grote bont
heid van altaren, beelden, schilderingen, borden en dergelijke. De kerk van de
reformatie echter diende in de ogen van de calvinisten een zuivere, lege ruimte te
zijn, gericht op niets anders dan het Woord. Zelfs orgels zijn in het begin van de
reformatie in de Nederlanden verdacht geweest. Er mocht geen afleiding zijn,
noch voor het oog, noch voor het oor.
De beeldenstormers2 van 1566 hebben in de kerken opruiming gehouden, die van
1572 gingen nog grondiger te werk, o.a. hier in Schiedam, na de inneming van
Den Briel.
Maar de strenge eenvoud van de predikruimte heeft niet lang standgehouden. In
het begin reeds van de 17e eeuw vertonen de protestantse kerken tekenen van
weelderigheid, uitingen van de status der welvarend geworden Noord-Nederlan
ders. Men ziet er de dure herenbanken der notabelen, de kostbare koperen
kronen, de gebrandschilderde ramen, de gedenkborden der overledenen, vaak
met fel gekleurde familiewapens. Ook de tekstborden, die niet alleen een onder
wijzende taak hadden, maar tevens de dankbaarheid en vrome zin van de
schenkers tot uitdrukking brachten. In vele kerken zijn ze nog aanwezig, maar er
zijn ook allerlei aanwijzingen, dat verscheidene fraaie wandborden verloren zijn
gegaan. Het zou van belang zijn, als er eens een inventaris van alle nog in de
Nederlandse kerken overgeblevene gemaakt werd. De bekendste zijn de zoge
naamde 'Tiengebodenborden', die men gelukkig nog in talrijke kerken aantreft.
De tien geboden die aan Israël waren gegeven golden onverkort voor 'het gerefor
meerde Israël'.3 Soms ook zijn de 'Tien geboden' op de muur of pilaren geschil
derd, bijvoorbeeld in de St. Jan van Gouda. Maar behalve deze categorie zijn er
ook borden die werden geschonken door de plaatselijke schutterij of een gilde.
Schiedam
De St. Jan van Schiedam is drie grote wandborden rijk: het eerste dateert uit 1600,
een 'schuttersbord', het tweede uit 1617, een 'oogstbord', en het derde uit 1619,
een 'gebodenbord'. De teksten luiden uiteraard niet in de bewoordingen van de
Statenbijbel (1637), maar van de 'Deux-aes' Bijbel, die algemeen vóór 1637 in
deze streken gebruikt werd. Het is nodig de naam 'Deux-aes' nader te verklaren.
Gillis van der Erven te Emden heeft in 1561-1562 een volledige bijbel (O.T. èn
N.T.) uitgegeven: 'Biblia: Dat is: De Gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende
trouwelick verduydtschet'. Hij is vermaard geworden onder de naam 'Deux-aes-
bijbel'. Deze vreemde naam is ontleend aan een aantekening van Luther bij de
tekst van Nehemia 3:5, 'Maar de aanzienlijken onder hen wilden hun schouders
niet zetten onder het werk van hun heer'. De aantekening luidt: 'De armen moeten
het cruyce draghen, de rijcken en geven niets, deux aes en heeft niet, six cinque en
geeft niet, quater dry die helpen vrij'. De zegswijze 'volcxin van deus-aes' betekent
'arme mensen'. De woorden 'deux-aes' zijn termen van het dobbelspel, waarmee
1 Men leze hierover in het fraaie boek van de hoogleraar C. W. Mönnich en de journalist Michel van
der Plas, getiteld 'Het Woord in Beeld. Vijfeeuwen Bijbel in het dagelijkse leven', Baam 1977.
2 Onwillekeurig denkt men aan de woorden die de aartsengel Rafaël in Vondels Gijsbreght van
Aemstel uitspreekt: 'De Hollandsche gemeent zat, eer drie honderd jaer verhopen, zich met maght
van bondgenooten stereken, en schoppen 't R-oomsch aulaer met kracht uit alle kereken.
3 Mönnich, Van der Plas, o.c. pag. 74.