Dit gemis wordt echter gecompenseerd
door de ontdekking van architect en
bouwjaar van diverse gemeentelijke ge
bouwen. O.a. van de Stadstimmerwerf
zelf. Zo blijkt dit gebouwtje te dateren
van 1696, gebouwd naar ontwerp van
de toenmalige stadsarchitect Cornelis
Harmensz. van Boles. Kortom, nog
maals, voor de liefhebber een boeien
de verhandeling.
Van geheel andere aard is het tweede
gedeelte van het boekje. Het is opge
deeld in zes onderdelen, waaruit de
dienst sinds 1940 is opgebouwd, elk
geschreven door medewerkers die ge
durende langere tijd bij de betreffende
tak van dienst werkzaam zijn geweest.
Zo komen achtereenvolgens de algeme
ne organisatie, de stedebouwkundige
ontwikkeling, het grondgebruik, de ci
vieltechnische werken, de bouwkundige
werken en de plantsoenen aan de orde.
Dit alles doornemend na het eerste deel
van het boekje, mis je eigenlijk de or
delijke stap-voor-stap-methode van Van
der Feijst, maar een vergelijking is niet
helemaal eerlijk. Na de oorlogsjaren is
niet alleen het stadsoppervlak flink ver
groot, maar is tevens het takenpakket
van de dienst gemeentewerken uitge
breid, wat al blijkt uit het aantal werk
nemers, dat in die periode ongeveer
verdriedubbelde. In kort bestek kan
elke tak van dienst dan ook niet ver
der komen dan een snelle oplossing van
de bereikte resultaten. De naslagwaarde
had evenwel nog groter kunnen zijn
indien meer dan nu het geval is, exact
jaartallen van realisering waren ver
meld. Een groter gemis lijkt mij echter
het ontbreken van practisch ieder men
selijk gegeven. Slechts het onderdeel
van de heren Kloosterman en Mak
laat een blik toe op de mens in het
raderwerk, vooral waar het de beschre
ven herinneringen uit de oorlogsjaren
zijn en de weeklomen en maandsala
rissen. Maar verder niets over werkom
standigheden, werktijden, gereedschap
pen. Ook het illustrerende fotomateriaal
laat slechts hout en steen zien, geen
zwoegende arbeiders. Dit wordt nog
geaccentueerd door een tweetal foto's
van moderne wegenbouwmachines, zoge
naamd in werking, maar zonder dat
ook maar één persoon te bekennen is.
Pen en papier zijn echter geduldig.
Herinneringen van (oud-) werknemers
moeten zeer zeker nog eens worden op
geroepen. Een laatste gemis kan het
ontbreken van een alfabetisch regis
ter genoemd worden, hoewel dit niet
specifiek voor dit boekje geldt. Toch
zou het een vanzelfsprekendheid moeten
zijn bij ieder in het vervolg te verschij
nen geschrift.
Alles bij elkaar is het echter toch een
bijzonder aardig geheel geworden, met
voorheen nimmer in handzaam formaat
bijeengebrachte gegevens. Wij hopen dat
dit goede begin voor anderen een stimu
lans is om voor de ontbrekende onderde
len te zorgen. (R.W.P.)
Eind 1981 is verschenen:
Henri Har tog, Brieven aan Albert Ver
wei j. Bezorgd door Jan Noordegraaf
en Arie IJzerman. Uitg.: De Vrije Vogel,
Leiden. Geniet, 20 pag. Prijs: f 5,75.
(O.a. verkrijgbaar bij boekhandel Van
Leeuwen, Schiedam).
Eerder publiceerden Jan Noordegraaf
en Arie IJzerman 'Henri Hartog'. (De
Engelbewaarder nr. 17, 1980). Hartog
publiceerde meerdere malen in het let
terkundig blad 'Tweemaandelijksch Tijd
schrift'. Dit bracht hem in contact met
de hoofdredacteuren, nl. Lodewijk van
Deyssel en Albert Verwey, beiden zelf
bekende auteurs. De briefwisseling met
Van Deyssel publiceerden Noordegraaf
en IJzerman eerder (1978). Nu zijn dus
ook de brieven aan Verwey verschenen:
twaalf brieven en een briefkaart. Deze
brieven hebben soms een persoonlijk
karakter; zo komt zijn slechte gezond
heid aan de orde, zijn werkomstandig
heden en zijn tragisch verbroken relatie
met zijn vriendin.
Aanbevolen voor degenen, die in Hartog
gei'nteresseerd zijn, maar mensen met een
minder specialistische belangstelling kun-
19