een enkelvoudige lus JL waarvan deze afleidingen stammen: k x 4. De odal-rune zou een zonne-symbool zijn, het zinnebeeld voor het erfgoed van de vrije boeren, die dit erfgoed als een zonneleen zagen, vrije grond waarop geen leenrechten rustten. Deze oer-oude vormen zijn later als huismer ken gebruikt, ook door anderen dan vrije boeren. Ons tweede wapen heeft de wolfsangel, ons vierde de 4 Voor de interpretatie van ons bord kunnen we er geen gegevens aan ont lenen, evenmin als aan de bijgevoegde letters C.C.B, resp. H.D. Gilden Het is duidelijk, dunkt me, dat de wa pens de gevers representeren, Wie waren die gevers? Afgaande op de teksten en voorstellingen van het bord moeten de gevers vishandelaren en groente- en bloemenverkopers geweest zijn, die in deze tijd verenigd waren in gilden. Van de Schiedamse gilden is weinig bekend. We hebben echter voor de verklaring van onze borden een belang rijke steun in een stadsbeschrijving van een onbekend auteur. In de hand schriften-afdeling van het gemeente archief bevindt zich een manuscript uit ongeveer 1780 (HS 41/9), waarin ook het interieur van de Sint Janskerk beschreven wordt. Drs. G. van der Feyst spreekt erover in zijn 'Geschiedenis van Schiedam', p. 192-194. Hij brengt echter de daar vermelde gildenborden niet in verband met onze wandborden. Blijkbaar heeft hij niet gelet op de af metingen, want hij neemt aan, dat 'zij aan de pilaren waren bevestigd' (p.l93). Maar het schuttersbord is 4.78 m. breed en 6.68 m. hoog, het oogstbord 3.75 m. breed en 5.55 m. hoog. Het is ondenk baar, dat zulke gevaarten aan pilaren werden bevestigd. Dat onze anonieme schrijver uit 1780 onze wandborden op het oog heeft, blijkt uit zijn beschrij ving, hoe summier ook, overduidelijk. Ik citeer: 'De Gildens, alhier in deeze stad, hebben aan deeze kerk ook hunne onderscheidene gildeborden, tot sieraad van dezelve gegeven in bijzondere jae- ren, als in 'tjaer 1581 het Haringpakkers gilde Bord. De Schutters vereerde hun Bord eerst 19 jaeren daerna. Dit wat grooter als het voorgemelde pronkt met den Vaderlandschen Leeuw in zij nen thuin onder welke geschreeven staet Haec religions ergo, ik waeke voor den Godtsdienst en wat lager Praevalent conjunctae vires, vereende kracht geeft sterker magt. Voorts leest men op dit bord eenige toepasselijke spreuken uit de H.Schrift, als Dan volgen de in mijn vorige opstel (Scye- dam, 7e jg., p. 43-51) vermelde Bijbel plaatsen, zonder de teksten evenwel. Ook het gedicht op het eind citeert de schrijver: 'De Wettelijcke overheid...' en het jaartal 1600. Als derde bord vermeldt de schrijver dat van 'het Metzelaersgilde' uit 1615, en vervolgt dan: 'twee jaeren daerna gaf het groen of warmoesiersgilde een bord vertoonende de spreuken uitf...)' en dan volgen onze Bijbelplaatsen, weer zonder de teksten en het volledig geciteerde berijmde derde vers van Psalm 134, en 'anno 1617'. Merkwaardig is, dat de schrijver niet van het vissersgilde spreekt. Toch wijzen de teksten Genesis 1:26 en Mattheus 14:15, 16 en 17 en de afbeel dingen er op, dat ook het vissersgilde een gever geweest moet zijn. Dat de warmoeziers (tuinders) en vishandelaren vaker samen als schen kers optraden, blijkt uit hetzelfde ma nuscript. Het geeft namelijk een opsom ming van negentien glas-in-lood-ramen, 'door de Gildens aan deeze Kerk ge schonken', waarbij het zevende glas aldus beschreven wordt: (boven elke naam heeft waarschijnüjk een wapen afgebeeld gestaan): 113

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1982 | | pagina 19