Over deze samenhang heeft men gefan
taseerd: 'omdat de woestijnprofeet van
raauwe vruchten leefde, was hij de pa
troon van de appelverkopers, omdat hij
een harig kleed droeg, van de bontwer
kers'12
Hier in Schiedam fungeerde Sint Eli
zabeth of Lijsbeth als patrones van de
warmoeziers; zo ook in Delft13). Waar
om zij? Ook hier kan men fantaseren:
misschien voedde zij haar zoon, Johan
nes de Doper, vegetarisch op. Zie hier
het verband. Maar ook dit blijft zuivere
speculatie.
Nog iets over het Schiedamse vissers-
gilde. In het reeds eerder vermelde hand
schrift lezen we: 'Daerop kwamen de
Schippers en Visschers met geen onbil
lijk (d.i. bijzonder mooi) schilderstuk,
verbeeldende Schiedam in profiel te zien
met een gedeelte van de Maaze ende
daerop vaerende koopvaerdij en andere
schepen; boven in de lijst van dat ta
fereel staet met guide letteren (gat)
24 en 25ste vaers uit het 8ste hoofdst....
(gat) Matth,14); dit stuk is gemaaekt
An. 1658 d....(gat) een goed meester'.
Dit schilderij werd blijkbaar alleen
door het schippers- en vissersgilde
gegeven, niet in combinatie met het
warmoeziersgilde.
Maassluis
Vergelijken we ons oogstbord met het
visserijbord in de Grote of Nieuwe Kerk
in Maassluis15). Het is 'zo groot als
een kerkraam': ik schat het 10 meter
hoog en 4 a 4.50 meter breed. In 1649
heeft 'het College van de Visscherij'
het aan de Kerk geschonken. Dit Col
lege was geen gilde; het bestond uit ver
tegenwoordigers der visserij en nam de
merkwaardige positie in van een zelf
standig bestuur naast de plaatselijke
overheid. Zijn taak was toezicht te
houden op alles wat de visserij betrof.
Aanvankelijk (in 1625 werd het opge
richt) bestond het uit negen leden:
zeven uit de boekhouders der rederijen
en twee uit de stuurlieden. Het midden
paneel van het reusachtige bord wordt
gevuld door een lang gedicht 36 regels,
gouden letters op een zwarte achter
grond) van Bartholomeus Brasser, waarin
Gods zegen wordt afgesmeekt voor
een rijke visvangst. Ik citeer enkele re
gels:
(de Visschers)
Die met 't gevleugelt Houdt het brac-
ke Vocht bevaren
Om d' ongesayde Vrucht in Houckers
te vergaren
Als Kabbeljauw en Lengh, Both,
Schellevis en Roch,
Vleet, Bollick, Pieterman, Mackreel en
Haring noch.
Heer van dit schubbich Vee, wil vol
le Schepen geven,
Dat wij en andere Lien daer Matelijck
af leven,
Want sonder uwe gunst en wort er
niet gevist,
Al werkt men gantsch de Nacht, 't
is morgens nog gemist.
Dit middenpaneel is a.h.w. ingebouwd
in de voorgevel van een 'Griekse Tem
pel'. Los van de achtergrond staan rechts
en links 'Corinthische zuilen' zonder
cannelures; de gladde schachten zijn
zwart(!), maar de kapitelen en hun
acanthusbladeren zijn wit, evenals de
voetstukken. Op de zuilen rust een
architraaf met een langwerpig smal
schilderijtje.
Op de zijpanelen staan vele in het
gedicht genoemde vissoorten afgebeeld.
Zij vormen een levendige omlijsting
van de zes rivier- en zeegezichten, waar
onder een gezicht op Maassluis, met
de Nieuwe Kerk, die toen nog nieuw
was (op 9 october 1639 ingewijd).
Onderaan het bord staat: 'R.I. 1649
A.B. f. Wat R.I. zou kunnen beteke
nen, weet ik niet. De schilder wordt
aangeduid door de letters A.B., afkor
ting van A(braham van) B(eieren), die
leefde van 1620 tot 1675; f. betekent
'fecit', d.i. 'heeft (het bord) vervaardigd'.
Het geheel is somber: een schoon
maakbeurt is wel gewenst; de laatste
restauratie dateert varf 1922.
In Maassluis was, en wellicht is men
nog trots op dit bezit. In 1893 uitte
115