Jo de Vries in 'Eigen Haard' (p. 692) zijn
bewondering met de woorden: '...het
Visscherijbord is met overleg ontworpen,
met zorg bewerkt en in alle deelen een
voorbeeld van stijl...' En in het 'Vader
land' van 22 november 1909 schreef een
journalist: 'Het Visscherijbord loont al
leen al een gang naar Maassluis'.
Vergeleken met ons bord is het,
naar mjjn smaak, aesthetisch en histo
risch beschouwd, minder.
Vooreerst: het visserijbord is te ko
lossaal, te overweldigend in de mooie
kerkruimte van Maassluis. Ten tweede:
de compositie is niet goed. De op zich
zelf niet onaardige schilderijtjes passen
niet by de pompeuze quasi-Griekse
tempelfa9ade met zijn lelijke, zwarte,
gladde zuilen. Ten derde: de tekst is
eerder red er ij kersrij melarij dan een ge
dicht te noemen.
Het Schiedamse oogstbord is mis
schien evenmin een kunstwerk. Wat is
het criterium? Ik vind het in elk geval
mooi. Door zijn kleinere afmeting werkt
het niet storend, het heeft goede verhou
dingen. De compositie is sober. Het
middenpaneel is smaakvol omsloten door
eenvoudige pilaren en balken. De wapen
schilden boven en beneden verlevendi
gen door hun frisse kleuren het geheel.
De verdere omlijsting is harmonieus. Wat
de tekst betreft: de passende Bijbeltek
sten, met fraaie gouden letters geschre
ven, hebben hoge literaire waarde.
Mijn grote waardering voor het Schie
damse bord moet niet als een uiting
van lokaal chauvinisme uitgelegd wor
den.
Het is me niet gelukt een foto van het
Visserij bord te bemachtigen of te ma
ken. Maar Jan Bouman heeft in de ja
ren 1954 tot en met 1967 in 'De Volks
krant' een leuke, wekelijkse rubriek ver
zorgd, getiteld 'Het Merckwaerdigste
meyn bekent'. Hierin tekende en be
schreef hij 'curieuze, gedenkwaardige
of amusante zaken en feiten, die elk
op zich een facet tonen van Neder
lands aard, van onze cultuur en histo
rie, zeden en gewoonten'. Later heeft
Houten gedenkbord in de Grote of Nieuwe Kerk te
Maassluis, dat de kerk in 1649 van het college van
'de Visscherij' ten geschenke kreeg.
hij zijn artikelen gebundeld. In de
'Vierde serie' (2-9-61 tot 1-12-63),
p. 43, behandelt hij het Visserijbord.
De tekening is schetsmatig, maar geeft
toch een, zij het vage, indruk.
De ondertiteling 'Loflied op de vis'
klinkt wel aardig, maar is niet geheel
juist. In het gedicht immers wordt
wel over het nut van de visserij ge
sproken, maar vooral gebeden om een
rijke visvangst. Verder meent hij, dat
het vissersgilde het bord schonk, hoewel
116