weer een slechte ligplaats. Door de deining, die tot in de binnenhaven doorliep, werd veel schade aan de schepen toegebracht. De ondiepe haven heeft jaren lang veel ongerief met zich meegebracht en was de oorzaak van vele strandin gen in de buitenhaven. Dit was dan ook een reden voor diverse Scheve- ningse reders om naar andere haven plaatsen uit te wijken. Ook was de haven voor de omvangrijke Scheve- ningse vissersvloot te klein om alle schepen ligplaats te bieden. Vooral in de winter openbaarde zich dit feit, daar de haringvisserij een sei- zoenbedrijf is en van december tot half mei niet werd uitgeoefend. Het grootste gedeelte van de vloot werd dan opgelegd en daar was dan ook geen ruimte genoeg voor. 3) Zoals reeds opgemerkt moesten de bomschepen op het strand landen. In 1895 werd een begin gemaakt met het aanleggen van de Delflandse hoofden voor de kust van Scheve- ningen en werd het landen van bom schepen een zeer riskante bezigheid. Na 1895 landde er slechts om die reden sporadisch een bomschuit op het strand. In 1894 werd bewezen, dat het strand geen veilige ligplaats voor de bomschepen meer bood. Weliswaar werden de bomschepen in de winter hoog op het strand tot onder de duinen getrokken, maar op de dag voor kerstmis 1894 werden bij een zware storm 25 bomschui ten totaal vernield en 64 zwaar be schadigd (op een totaal van 325 bomschepen). 4) Om genoemde redenen moest derhal ve het grootste deel van de Scheve- ningse vissersvloot een toevlucht in andere havens zoeken. Dit waren voor al Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Delfshaven. Vooral in Vlaardingen, de belangrijkste vissershaven in het Nieuwe Watergebied, vonden vele Scheveningse loggers en bommen een toevluchtsoord. Het was daar soms zo druk, dat men over de schepen heen van de Oosthavenkade naar de Westhavenkade kon lopen. De tot standkoming van de Kon.Wilhelmina- haven tussen 1895-1904 bracht daar gelukkig wel verbetering in. Er wa ren dagen, dat er honderden loggers en bommen in Vlaardingen lagen, vooral in de wintertijd. 5) Het betrekkelijk lage havengeld te Schiedam speelde eveneens een rol van betekenis, hoewel latere verho gingen dit voordeel grotendeels te niet deden. Een en ander bracht dus de Scheve ningse reders er toe om van de Schie- damse havens gebruik te maken. Opvallend is de teruggang na 1919 (zie statistisch overzicht). Dit had een direct aanwijsbare oorzaak. De vanouds zeer belangrijke afzetgebie den Duitsland, Oostenrijk en Rus land waren na afloop van de Eerste Wereldoorlog verloren gegaan. 60 Procent van de gehele haringaanvoer werd in betere tijden naar deze lan den uitgevoerd. Men bleef in 1920 met enorme voorraden haring zitten en dit had ernstige gevolgen. Talloze minder kapitaalkrachtige rederijen werden opgeheven en vele schepen werden opgelegd. Voor de overge bleven Scheveningse rederijen was er geen noodzaak meer om van Schie dam gebruik te maken, daar er genoeg ruimte in Scheveningen en Vlaar dingen was. Economische gevolgen voor Schiedam Juiste gegevens omtrent de bedragen, die de Scheveningse reders in Schiedam moesten besteden om hun schepen in bedrijf te houden zijn mij niet be kend. Wij zullen het dus met, hoe ge vaarlijk dan ook, veronderstellingen moeten doen. Naar mijn mening zullen er zeker diverse bedrijven en winkels van geprofiteerd hebben. Immers om loggers en bomschuiten zeilklaar te ma ken zijn vele soorten goederen nodig. Om er maar enkele te noemen: pro viand, bestaande uit zeekaak (hard 12

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1983 | | pagina 12