jasje met bontkraag en donkere bril.
Zijn gegroefd gezicht was als het type
'van krantejongen tot miljonair'. Maar
zeg nou zelf, als je altijd een ander rijdt,
wil je je ook wel eens laten rijden. Dus
als hij naar Rotterdam moest chauffeer
de zjjn kelner-uitsmijter Willem Hollen-
berg.
Nonchalant achterovergeleund in zijn
open, glanzende vihekel zat dan Van
Dam 'himself, als een tot leven geroepen
plaatje van een echte Amerikaan.
Nu waren er in die tijd nog veel straten
waar geen automobiel rijden mocht.
Voor Van Dam geen bezwaar, maar...de
waard had buiten de plichtsgetrouwe
dienaar van Hermandad gerekend.
Die sprong manmoedig voor de auto.
Chauffeur Willem zei niets maar ge
baarde naar achter. Van onder zijn sport-
pet keek Van Dam naar de politieagent
en zei 'Speak you English'? In de stad
waren toen de meeste agenten boeren
jongens van het platteland. Deze had
dus geen weerwoord en kleurde tot on
der zijn helm, en...Van Dam knikte
naar zijn chauffeur dat hij door kon rij
den.
Vooral na de laatste verbouwing trokken
de dansgelegenheid en het pretpark veel
publiek, geanimeerd door het uithang
bord:
'Een dorstig hart, vermoeid van 't gaan,
Rust wat in de Halve Maan
Niet alleen in Keulen en Parijs, maar
vooral in de havensteden Londen, New
York, Bremen, noem maar op, kreeg
de naam een bekende klank. Dus kwa
men uit de Rotterdamse haven de matro
zen met moeders mooiste in hun kielzog,
met pagekopjes en kort-gerokt, om te
charlestonnen.
Ter opluistering draaide Arie bibeleba
(Hoogenboezem) dan aan het rad van
het pierement, met als afwisseling:
'Heb medelij, Jet,
Is er voor mij geen plaats meer in bed,
Ik lig met m 'n rug op de scherpe rand,
En ik bibber van de kou
Later, toen dat een elektrisch orgel werd,
was het: 'Constantinopel...' Daarbij pro
moveerde Arie en kreeg 'een pet van de
zaak', waarop met vurige letters 'Auto
oppasser'.
Ondanks, of dank zij de veel besproken
reputatie gaan vrolijk de voetjes van de
vloer, en desgewenst zorgde de Polder
vaartkade of de Laan van Bol'es voor
natuurlijke afkoeling!
De wand van het café werd opgesierd
met een heel groot schilderij, voorstel
lend de Poldervaart met de molens van
Korpershoek en Post. Tussen de water
lelies lag een roeibootje waarin een
baardige heer stapte. Dat was dokter
B.J. de Vries, die assisteerde bij een
'waterkijker' te Rotterdam en inwoon
de bij Van Dam. Had deze dokter een
wondje, dan drukte hij er zijn sigaret
op, mompelend 'geen goud zo goed'.
Niet goed was, dat hij zoveel aan Bac
chus offerde; het zou de oorzaak zijn
geweest van 's mans verdrinking in de
Poldervaart, Kerstmis 1925.
De maker van het zonnige schilderij
was Adriaan van der Schouw, een Schie-
damse schilder geboren in 1873 die
beantwoordde aan het bohémien-type
dat het publiek zo aanspreekt. Hij
woonde vanaf 1923 vier jaar in Bijdorp
langs de Schiedamseweg, en in 1931
nog korte tijd in de Westpolderstraat
16b nu 15a wat hem een inspirerend
uitzicht over het platteland verschafte.
Als hij er met zijn schildersattributen
beladen op uittrok, had hij twee grote
langharige honden aan de lijn en een
vriendin (in die tijd heel vreemd en
ongepast) nee, niet aan de lijn, maar
kibbelend in zijn schaduw. Haar naam
was Wilhelmina, een zuster van de fami
lie Nolet uit de Breedestraatzij poseer
de ook voor hem als St.-Liduina op haar
ziekbed.
Nadat Van der Schouw een schilderij
van de Schiedamse Oranjebrug aan
onze Koningin had geschonken, en
daarvoor een (al of niet gemeende)
dankbetuiging mocht ontvangen, kwam
die brief steeds uit zijn portefeuille
als hij in een belangstellende kijker een
koper meende te ontdekken.
Met jongens kon hij minder goed over-
42