op de manier waarop we tegen de tek
sten van de rederijkers aankijken. We
kunnen de teksten beschouwen als his
torische documenten waaruit we het
een en ander over onze voorouders kun
nen leren. We kunnen de teksten ook
beschouwen als min of meer aangenaam
leesvoer. Hieruit volgt het gegeven dat
aan een tekst verschillende vragen ge
steld kunnen worden. Voor degene die
de rederijkersteksten als historische do
cumenten beschouwt, is de tekst tame
lijk vastomlijnd. Hij gebruikt de tekst
als bron bij zijn poging meer inzicht
in het verleden te krijgen. Deze bena
dering van de rederijkersteksten lijkt
mij de meest zinvolle.
Als de rederijkers een feest gingen orga
niseren, dan bedachten zij de thema's
en legden die voor aan de wereldlijke
en geestelijke overheid. Als deze the
ma's goedgekeurd werden, dan konden
de andere kamers worden uitgenodigd.
De thema's van de rederijkers zijn nader
te verdelen in religieuze, liefdadige en
politieke thema's. Wanneer we deze
thema's vergelijken met de geschiedenis,
dan kunnen we vaststellen dat het erop
lijkt dat deze thema's door aktuele ge
beurtenissen geïnspireerd lijken te zijn.
In Heenvliet 1580 luidt het voorgeschre
ven thema voor het liedje:
Hoe het Nederland eertijden geflo-
reert heeft. Ende hoe desolaet tsel-
ue nv leyt
In deze regel zie ik een verwijzing naar
de verwarrende gebeurtenissen van de
tachtigjarige oorlog. Dat een vluchte
ling dit feest georganiseerd heeft, is een
teken dat we niet moeten misverstaan.
De liefdadige thema's vinden we terug
in Haarlem en in Schiedam. De reli
gieuze thema's treffen we aan voordat
de tachtigjarige oorlog uitbreekt (vgl.
Rotterdam, 1561) en gedurende het
twaalfjarig bestand. Het lijkt erop als
of de inwoners van de Republiek eerst
de Spanjaarden hebben willen wegjagen
om vervolgens hun eigen ruzies uit te
vechten.
Ik denk dat de bovengeschetste manier
van de rederijkersstudie de beste re
sultaten oplevert, maar ook de beant
woording van literair-historische vra
gen kan aanmerkelijke resultaten ople
veren. De belangrijkste voorwaarde hier
bij is dat we de teksten goed moeten
kennen.
Gelukkig zijn veel teksten van de plaat
selijke rederijkerskamers behouden ge
bleven (12). Alle door mij gevonden
verwijzingen naar teksten van de Roo
Roosen of de Vijgheboom betreffen
boeken die op de Koninklijke Biblio
theek te Den Haag en de Bibliotheek
der Nederlandse Letterkunde te Leiden
bewaard worden. Nu is het echter heel
goed mogelijk dat deze twee verzame
lingen niet volledig zijn. Wat dat betreft
denk ik dat een serieus opgezette studie
naar de plaatselijke rederijkerskamers
al snel tot resultaten komt.
De literair-historische vragen betreffen
m.i. vooral de kwestie van de ontwikke
lingen binnen de literatuur van het
tweede plan. De bestudering van de
Schiedamse teksten kan een bijdrage
leveren aan de kennis en het inzicht
in de opkomende renaissance in de
noordelijke Nederlanden. Een sterk ar
gument voor deze veronderstelling is
dat de Schiedammers het eerste toneel
stuk geschreven lijken te hebben dat ge
ïnspireerd is door de eigen geschiede
nis. Een tweede punt dat de aandacht
verdient is de vraag naar het funktione-
ren van allerhande opvattingen en the
orieën over literatuur bij de Schiedam
se rederijkers.
De vraag is dus of de Schiedamse litera
toren zich in hun bezigheden aansloten
bij de gangbare praktijk, en in hoeverre
zij hun bezigheden theoretisch moti
veerden. Dit kan weer een bijdrage
leveren aan ons inzicht in de aard van
de ontwikkelingen van de letterkunde.
Samenvatting
In dit artikel is een summiere aanzet
gegeven tot de bestudering van de plaat
selijke rederijkerij middels een chrono
logische ordening van de aktiviteiten van
die rederijkers. Een noodgedwongen be-
88