perking bij het schrijven van dit artikel
is dat er geen primaire teksten gelezen
zijn en dat er geen archief-onderzoek
gepleegd is. Daardoor is de kans aanwe
zig dat ik het op sommige momenten
bij het verkeerde eind kan hebben.
Deze principiële bezwaren raken naar
mijn mening de kern van mijn betoog
niet.
De kern van mijn betoog is dat we
van de plaatselijke rederijkers nog veel
kunnen leren over het leven in de zes
tiende en zeventiende eeuw in deze
stad. Dit laatste heeft vooral betrek
king op het sociaal-historische en het
literair-historische vlak.
Voetnoten en literatuurverwijzing
1Regel uit een gedicht van een Schiedamse
rederijker op het Rotterdamse rederijkers
feest anno 1561. De regel betekent: Terwijl
ik alle dingen goed in beschouwing neem.
2. Ik verwijs de geinteresseerde lezer naar de
meest recente edities van deze stukken.
3. De heer G. van der Feijst heeft in zijn boek
'Geschiedenis van Schiedam' (Schiedam
1975) ook enige aandacht aan de rederijkers
besteed. Zijn oordeel is in zijn algemeenheid
te streng.
4. Bibliotheca Belgica. Bibliographie des Pays-
Bas. Fondée par F. van der Haeghen. Réé-
ditée sous la direction de M-Th Lenger.
Bruxelles 1964 - 1967 (7 delen). Dit boek
zou een bibliografie gaan bevatten van alles
wat er tussen 1470 en 1700 in druk versche
nen is van Noord- en Zuidnederlandse au
teurs, en wat op hen en de lage landen be
trekking heeft. Deze ambitieuze doelstel
ling is niet gerealiseerd, en dat is het groot
ste bezwaar van dit boek: het is onvolle
dig. Daartegenover staat dat het boek -
ondanks zijn beperkingen - belangrijke
aanknopingspunten biedt bij de bestude
ring van de Noordnederlandse rederijkerij.
5. G.P.M. Knuvelder. Handboek tot de ge
schiedenis der Nederlandse letterkunde.
's Hertogenbosch, 1970, vijfde geheel her
ziene druk. deel 1 p. 313 - 529. Dr. J.J.
Mak. De Rederijkers. Amsterdam, 1944.
Dit boek is weliswaar verouderd, maar het
is geschreven door iemand met een grote
kennis van zaken en liefde voor het on
derwerp. Herman Pleij. Het gilde van de
Blauwe Schuit. Amsterdam, 1979. Dit
boek gaat niet zozeer over de rederijkers,
maar wel over de bevolkingsgroep waaruit
een groot deel van de rederijkers is voortge
komen: de stedelijke burgerij in de late
middeleeuwen.
6. Zie: Een Esbattement van sMenschen
Sin en Verganckelijcke Schoonheijt edi
tie. Nederlands Instituut der Rijksuniversi
teit te Groningen. Zwolle, 1967. p. 7-21.
7. JJ. Mak. Een onbekend rederijkersspel
over de mislukte aanslag op Schiedam in
1489. In: Tijdschrift voor Nederlandse
Taal- en Letterkunde LXVI (1949) p.
285 - 305. Het artikel geeft enige gegevens
over de kamer, een uitvoerige samenvat
ting van het stuk en een goed gedokumen-
teerd overzicht van de geraadpleegde litera
tuur. (Voor niet-Neerlandici is het artikel
ook goed te volgen.)
8. Bijvoorbeeld P.C. Hooft's Baeto en Gee-
raerd van Velzen, Joost van den Vondel's
Gijsbrecht van Aemstel als voorbeelden van
de letterkunde met een hoofdletter, met
daarnaast de tientallen uitgaven (ca. 80)
van Reynier Bontius Beleg en Ontset van
Leiden.
9. Van der Feijst, p. 168 -169.
10. Een inhoudsopgave wordt gegeven in W.
M.H. Hummelen. Repertorium van het re
derijkersdrama 1500 - ca. 1620. Assen,
1968, p. 198-200.
11. J. Romein - A. Romein- Verschoor. De la
ge landen bij de zee. Amsterdam, 1979,
(8e druk) p. 243.
12. Hetzelfde geldt voor de Kethelse rederij
kerskamer de Sonnebloem.
89