rurgijns en geneesheren voor zover
overgeleverd, en de beschrijving van het
kaartboek dat men in 1572 op liet ma
ken van het aanzienlijke grondbezit van
het St.-Jacobs-Gasthuis toen. Twee vol
ledige getuigenverklaringen inzake een
proces van de regenten tegen aannemer
Gerrit Bakker in 1790 vallen op omdat
in de tekst van het deel geschiedenis
met geen woord over dit incident wordt
gerept. Wat zou de uitspraak zijn ge
weest?
De oudste vermelding van het Sint Ja-
cobs-Gasthuis is gedateerd 5 september
1276. Jansen neemt aan dat het ook die
dag gesticht werd, maar dat kan ook
op een eerder moment na de stadsstich-
ting op 18 maart 1275 zijn geweest. Bij
de akte van 1276 draagt Aleida de in
1262 door haar gestichte parochiekerk
aan het Gasthuis over.
Vermeld in het eerste deel van het boek
je, de 'Geschiedenis van het gasthuis'
vinden we alles wat bekend is over be
heer en gebruik van het Gasthuis sinds
dien. Over de verschillende locaties in
de stad waar het gevestigd was (twee
maal elders op de Hoogstraat, vervolgens
op de plaats van resp. in het huidige
Stedelijk Museum, sinds 1934 aan de
Burg. Knappertlaan), over verbouwingen
en al of niet uitgevoerde nieuwbouw-
plannen. Alle categorieën bewoners die
het Gasthuis heeft gehuisvest passeren
de revue: oorspronkelijk was het een ar
menhuis (armen waren in die tijd van
zelfsprekend niet-poorters van de stad),
vanaf het midden van de 15e eeuw zie
kenhuis, tot 1526 tevens pesthuis; en
in de loop der eeuwen zou het aan velen
onderdak bieden: krankzinnigen, prove
niers, arme poorters, gewonde soldaten
en bootsvolk, gevangenen, zieke schepe
lingen, Franse bezettingstroepen, sinds
circa 1740 ouderen 'totdat ze ziek
werden' met als laatste fase het bejaar
dentehuis zoals we dit nu kennen - de
leeftijdsgrens van 65 jaar bestaat pas van
af 1966. We komen iets te weten over
hun omstandigheden: de commensalen
(die zich inkochten met een bedrag in
eens of de overdracht van waardepapie-
ZEVENHONDERD j VAR
SINT JU OBS-GASTHt IS
ren, zulks in tegenstelling tot de bestede
lingen voor wie de Magistraats Armenka-
mer een wekelijks bedrag betaalde)
dienden bij aankomst in het bezit te
zijn van een rok, twee paar sokken en
schoenen, vier dassen en hemden; bei
den sliepen in zalen en pas bij de laatste
nieuwbouw werd ondanks zedelijke be
zwaren daartegen tot een kamersysteem
overgegaan, nadat in 1912 eerst enkele
kamers voor gehuwden waren ingericht.
Over het personeel (op een gegeven mo
ment had het Gasthuis een kleermaker,
barbier en bakker in dienst). Over de
functionarissen, hun benoeming, hun
taak, het pas deze eeuw ingestelde roos
ter van aftreden nadat men voordien
voor het leven werd benoemd (hoewel
uit de bijlage blijkt dat vrijwillig - of ge
dwongen? - aftreden toch vaak voor
kwam) en de burgemeester als regent,
hoewel S. Rijnbende dit onverenigbaar
achtte: hij trad af als regent toen hij
burgemeester werd.
102