het dichterschap dachten: Vlijt Vol maakt. Vlijt Volmaakt Het genootschap Vlijt Volmaakt werd waarschijnlijk opgericht in de eerste helft van de jaren zeventig van de acht tiende eeuw. De oprichting moet uiter lijk in 1775 hebben plaatsgevonden; uit dat jaar namelijk zijn ons aktivitei- ten van bestuurszijde bekend. In de genootschapsbundel is een voorbe richt opgenomen, gedateerd 1 december 1781. Daarin wordt verteld, dat men al geruime tijd geleden besloten had op vaste dagen in de stad Schiedam bijeen te komen. Het nuttige werd met het aangename verenigd: 'Vermeerdering van kennis was ons algemeen oogmerk, en de beöeffening der Dichtkunst ons bij zonder behaegen', schrijven de opstel lers van het voorbericht. Zoals gebruike lijk vervaardigden de leden gedichten over onderwerpen van allerlei aard en zij 'beschaefden dezelven, naer onze kundigheid in Tael en Poëzije, gedurende de snipperuren onzer gewoone be zigheden'. Aangestipt wordt nog, dat het genootschap slechts een gering aantal leden telde. Voor het bespreken van el- kaars poëzie lijkt me dat een voordeel geweest, maar het kan er ook de oorzaak van geweest zijn, dat het genootschap in de jaren tachtig een stille dood moet zijn gestorven. Ik kom daar straks nog op terug. Pas in 1781 achtte men het ogenblik aangebroken om met een eigen bundel in de publiciteit te treden. Heel voor zichtig - de tijden zijn immers onzeker - wordt er in het voorbericht gesproken over een eventuele tweede bundel, waar voor ook niet-leden zouden kunnen in zenden. Het is evenwel bij één bundel gebleven. De Proeve van Poëzije In 1781 verscheen bij de uitgever C. van Hoogeveen Jr. te Leiden de Proeve van Poëzije van het Schiedamse ge nootschap Vlijt Volmaakt.3 In de Algemeene Vaderlandsche Letteroefe ningen van 1782 werd de bundel als volgt aangekondigd: Een Genootschap van Dichtkundige Liefhebbers te Schiedam maakt hier mede gemeen, eene Verzameling van een gedeelte van deszelfs arbeid; be staande ten deele in Bybel- en Zede- dichten, een voorts in Mengeldichten van veelerleien aart. Ze komen uit on derscheidene handen en ieder Lid van het Genootschap houdt zyne Stukjes voor zyne verantwoording.4 Wat trof de anonieme recensent uit 1782 zoal aan, toen hij de bijna twee honderd bladzijden poëzie doorblader de? Zoals gezegd valt de bundel in twee gedeelten uiteen. Het eerste gedeelte, blz. 1-88, is gereserveerd voor de 'Bij bel- en Zededichten', terwijl de bladzij den 89-193 een rijk geschakeerde afde ling 'Mengeldichten' herbergen. Onder die laatste noemer zijn zeer uiteenlo pende gedichten bijeengebracht: verta lingen, raadsels op rijm, natuurbeschrij vingen, puntdichten en grafschriften, zo wel heel korte als erg lange verzen. De bijbel- en zededichten hebben bijbelse en godsdienstige stof tot onderwerp, die veelvuldig aanleiding vormt tot stichtelijke en wijsgerige overpeinzingen. De gedichten zijn niet zonder meer achter elkaar geplaatst. Beide afde lingen zijn min of meer gestruktureerd. Zo is er bij de bijbeldichten bijvoorbeeld een reeks verzen aan te wijzen waarin eerst het kerstfeest wordt bezongen, waarna de gedichten volgen die be trekking hebben op leven, lijden en sterven van Christus; een vers over Hemelvaart sluit deze cyclus af. Over het peil van de opgenomen ge dichten betoonde de recensent zich niet ontevreden. 'Men zal', zo schreef hij, 'Naar 't ons in 't doorbladeren is voor gekomen, geen reden vinden om ie mand hunner ten deezen opzigte by- zonder met minagting te beschouwen. Naar uitwyzen deezer verzamelinge be staat het Genootschap uit Leden, die, zonder hen juist tot Dichters van den eersten rang te verheffen, wel gezegd 10

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1984 | | pagina 10