En zonder namaak waagde ik op te merken)
Gaaft ge ons, gaaft ge uw veracht Publiek;'
- 'Niet op de Vromen schold ik in mijn kerken,
Zei Dekker hartlijk lakoniek.
Klingklang van sleutels, - aan 't gesprek een ende:
Trap op, - en draaiend zeil verklaart
'Stations-gebuktheid onder dividenden!
Stom is hier 't Stoomtuig uitgespaard!...
Boos spoort hij weg.
Mooie oude Watermolen,
Stoom viert uw val thans, maalt nu 't nat;
Aan 't nieuw Station wordt lucht noch ruimte ontstolen,
Waar plaagwiek recht op drijfwind had.
Geen Douwes Dekker viel dit meer te melden,
Hij was ter rust.
Bij 't rustloos beeld
Van dien door nood tot Voordracht-wee gekwelde,
Voegt wat naïefs met luim omspeeld;
Kort - afgetobtheid nog verwrong zijn wezen -
Ontviel hem: - COENS? 'Weg pseudoniem,
Dwaas die er ooit een aannam!'
'Kort geprezen
Zoo 'n dwaas lachte ik) die wijzen-ook doet lezen..
En MULTATULI lachte intiem.
Het is niet het enige gedicht dat Penning aan Multatuli gewijd heeft. Maar dat is
weer een ander verhaal.
NOTEN
1Voor een duidelijk overzicht van die tour
nees en de achtergronden ervan verwijs ik
naar het artikel van Nop Maas,'Wat ik
doe, is geen kunst, helaas, 't zyn maar
kunstjes'. De voordrachtentoumees van
Multatuli, 1878-1881'. In: Over Multatu
li 9 (1982), p. 940.
2. Zijn brieven werden - niet allemaal overi
gens - gepubliceerd in: Multatuli, Reis
brieven aan Mimi an andere bescheiden.
Met aanteekeningen in het licht gegeven
door dr. Julius Pée. Amsterdam 1941.
3. Zie bijvoorbeeld J. Noordegraaf, 'Multa-
tuli's ideeën over taal'. In: Over Multa
tuli 4 (1979), p. 21-36.
4. Schiedamsche Courant, 17 januari 1880.
5. Reisbrieven, p. 193.
6. Reisbrieven, p. 267.
7. Schiedamsche Courant, 20 januari 1881
8. Reisbrieven, p. 268.
9. W.L. Penning, Sintjans-lot. Rotterdam
1906, p. 131-132, noot 25.
Omdat Penning vooral bekend is als een
blinde dichter, vermeld ik hier dat hij pas
sedert 1883, dus enkele jaren na de hier
beschreven ontmoeting met Multatuli,
geen beroep meer kon uitoefenen door
langzaam verergerende en sinds 1890 vol
slagen blindheid.
10. Sintjans-lot, p114-115
8