Het snoephuisje van Hans en Grietje
zijn, in 1941 de toeganshekken toch
weer te openen. Maar duidelijk was dat
censuur, Duitse propaganda en de oor
logstoestand op zich hun stempel hebben
gedrukt op de animo van het publiek
om een bezoek te brengen aan het park.
Mooi was het park wel, zelfs mooier dan
het eerste jaar, omdat bepaalde heesters
nu pas voor de eerste keer bloeiden en
de andere voller en mooier waren gewor
den.
Zelfs in 1942 en 1943 was de Polyantha
geopend. Maar bij het publiek was de
lol er helemaal af. Men had helemaal
geen trek in de Duitse propaganda, die
op allerlei manieren gebracht werd.
Bovendien was er, op een niet meer te
achterhalen datum, een verdwaalde bom
in het park gevallen. De heer Straver
had, naast zijn bloemenwinkel in de
Sint Liduinastraat, ook een winkel op
de Polyantha. Deze winkel werd door
de bom grotendeels verwoest.
De resten van de bebouwing, die na
1943 spoedig in verval raakten, zijn
opgeruimd voorzover ze niet in de pot
kachels van de Schiedammers voor
wat extra warmte hebben gezorgd.
Polyantha was mooi. De, weinig beken
de, foto's wijzen het uit. Polyantha was
waard te blijven en uit te groeien tot
een attractie van groot formaat. Dat
het dat niet geworden is is een gevolg van
de oorlog. Beslist niet door het vermeen
de falen van het stichtingscomité, dat
in 1938 het initiatief nam om te komen
tot de eerste Nederlandse vollegronds
bloemententoonstelling.
POL Y ANTH ALIED J E
Tekst en muziek van A. Baan
Waar eenmaal groene grienden lagen,
En wuifde welig wilgenrijs.
Waar snip en waterhoen en reiger
Nog rustig vonden woon en spijs,
Waar eertijds nog de Maasstroom heerste,
Zijn golven stuwde over 't land,
Daar is ons Sterrebos verrezen,
Daar schiep Schiedam zijn lustwarand'!
Daar rijst nu schaduwrijk geboomte
Dat rust en vree den steed'ling biedt,
Daar zingen blij gewiekte zangers
Nu ongestoord hun vreugdelied.
Daar juigt de dart'Ie kinderschare
Bij 't spel op 't mollig grastapeet
Daar ligt, door kwekerskunst geweven,
Een duizendkleurig bloemenkleed!
Nu Polyantha feest gaat vieren
Bij bloemenweelde en kleurenpracht,
Nu lentezon met gouden stralen
Zo blijde door het lover lacht,
Nu kan de kinderstem niet zwijgen
Op Polyantha 's feestgetij,
Want bloemenreine Godes kind'ren,
Zij stemmen 't kinderharte blij.
Maar, bloempjes, na Uw tijd van bloeien,
Wilt gij hier toch niet blijven staan?
Men wijst U hier in de plantsoenen
Dan wel een blijvend plekje aan!
Gij dringt toch van dit heerlijk hoekje
De kind'ren niet voor immer weg?
Want heus, wij kunnen het niet missen:
Toe, lieve Flora's kind'ren, Zeg?
148