Lopen door oude buurten
F. BorcLewijk
De Nederlandse bouwkunst vertoonde
vroeger sterk, en tegenwoordig nog vaak
enigermate, een eigen aard, die van de
zgn. Hollandse renaissance, welke het
best werd bewaard in de woon- en
pakhuizen der steden en als zodanig
grote verspreiding vond tot over onze
grenzen, tot in Noord-West Frankrijk,
in Denemarken, langs de Oostzee tot
Dantzig toe, in Zuid-Afrika, en, sterk
gewijzigd door de eisen van het tro
pische klimaat, op enkele plekken
in Azië. Ja, zelfs de arme buurten van
New-York bewaren in het voorkomen
van stoepen nog een vage herinnering
aan de stijl van de nederzetting Nieuw
Amsterdam. Deze bouwkundige traditie
werd zelfs niet geheel vergeten in het
eind der negentiende eeuw, ofschoon
toenmaals de architectuur een diepte
punt bereikte. Uit die tijd treft men
in ons land nog talloze huizen aan die
de eentonigheid hunner lange, rechte
en gelijkvormige rijen enigszins onder
breken door het verlevendigend spel
van witte natuursteen in regelmatige
figuren over de voorgevels ingeplant
tussen de bruine baksteen, vooral om
de ramen. Dat is dan namaak-renaissan-
ce. En eindelijk wil de zo geheten
Delftse school aansluiting bij die tra
ditie zoeken in de thans alom in gang
zijnde herbouw na oorlogsverwoesting;
de veel omstreden stalen van dit nieuwe
bouwen, dat aan het oude herinnert,
treft men o.a. in Middelburg en in me
nige vernieuwde dorpskern. Ik kies hier
geen partij voor of tegen; ik stel alleen
vast dat het bloed kruipt waar het niet
gaan kan.
Binnen het algemene kader van de ou
de Nederlandse stad bestaat dan nog
individueel een grote verscheidenheid.
Men neme b.v. Delft tegenover Schie
dam, twee steden, die, ondanks de na
bijheid van een grote stad, een eigen
karakter vertonen, afwijkend van de
buursteden en ook afwijkend van elkaar.
Delft is over het geheel genomen van
beide stellig het mooist, zowel door
zijn openbare als door zijn particuliere
gebouwen en de voor ons land zeldzame
grootte en regelmaat van zijn oude
markt (die echter aan twee zijden he
laas lelijke opstanden vertoond). Schie
dam wint het echter verre in het water,
met name in de breedte en de fraaie
gebogenheid van zijn Lange Haven, en
is bovendien een Nederlands unicum
rijk in zijn oude brandersbuurt. Een
ontzaglijke reeks factoren maken de
mens tot wat hij is, individueel en als
volk. De mens schept zijn huizen, dor
pen en steden, en, omgekeerd, schep
pen zij enigermate hem. Dit laatste
wordt niet altijd voldoende beseft.
Maar er gaat invloed op de mens uit van
de kamer waar hij huist, van de straat,
de wijk, de stad, waarin hij woont of
werkt. Wat betreft woningbouw en
stadsaanleg ziet de Overheid dit geluk
kig thans algemeen in, en nieuwe buur
ten in de trant van de Pijp te Amster
dam of wijlen het oudste Westen van
Rotterdam kunnen niet meer verrij
zen. De Overheid kan zich echter jammer
genoeg niet bezig houden met de invloed
die op de mens uitgaat van zijn meubi
lair, zijn kamerbehang, en vooral van
zijn wandversiering, een invloed die niet
gering is en door wansmaak vaak ten
kwade werkt.
Het spreekt eigenlijk vanzelf, dat de
doorsnee-bewoner aan zijn eigen stad
weinig aandacht schenkt. Ook dan on
dergaat hij, gelijk ik hierboven schreef,
haar invloed, - maar hoeveel nuttiger
127