het altaar, gewijd aan Ursula en haar Gezellinnen en aan de zalige Katharina, een aflaat voor veertig dagen Precies twee jaar na de brand, juli 1430, lag het nieuwe kloos ter aan de Breedstraat. Tot nu toe werd door historici veron dersteld, dat het klooster op dat moment volledig herbouwd" wasdat het groeide en dat het na tien jaar moest uitbreiden. Deze veronderstelling was geba seerd op het feit, dat er grond van het aangrenzende terrein aangekocht werd en dat er een nieuwe kapel gebouwd werd Deze veronderstelling is m.i. niet juist, omdat men vergeet de vraag te stellen, waar de nonnen het geld voor nieuwbouw vandaan haalden; zij beschikten nlniet over voldoende kapitaal voor nieuwbouw. Zij hadden slechts voldoende kapitaal, door verkoop van de resten van het vroegere klooster en de grond achter de Grote Kerk, en door steun van het Sint-Agatha- klooster om een noodbehuizing te laten bouwen. Dat het om een noodbehuizing gaat blijkt uit het feit, dat er al heel snel een nieuwe kapel gewijd werd, nl. in juli 1430. Geen kapel zonder klooster: bij de kapel was al een kerkhof en het was logisch, dat de nonnen er een behuizing bij hadden. De grond voor het nieuwe klooster werd in of na mei 1430 aangekocht; de inrichting van het nieuwe kloostergebouw moet dus binnen elf maanden gebeurd zijn. Dit was wel erg snel om een totaal nieuw kloostercomplex, geschikt voor de huisvesting van in elk geval meer dan 11 religieuzen1*-1 in te richten. Bovendien leen den de nonnen al in 1433 een bedrag van 1200 Wilhelmusschil- den voor nieuwbouw 11Het is wel erg onwaarschijnlijk, dat er tweemaal in drie jaar tijd een nieuw klooster gebouwd zou zijn. Ik ga er dan ook van uit, dat de behuizing van de nonnen in 1430 een noodbehuizing is geweest. Er moet dus behoefte aan een nieuw gebouw bestaan hebben. In 1438 verleende de pastoor van de kerk van KethelBartho- lomeus Symonsz. aan de nonnen toestemming om de huizen die op hun grond stonden te kopen en het kloosterterrein uit te breiden met de grond, die noor delijk van de weg,- die "beneden de Heul" genoemd werd, lag. (Deze weg "beneden de Heul" is de huidige Kethelstraat) De pastoor stond de nonnen toe er hun huis en kapelgeschikt voor de clausuur, te plaatsen en verleende hen nog enkele pri vileges betreffende de eredienst en de begrafenis van conventua- len en niet-kloosterlingen De geldinzameling voor de nieuw bouw kreeg nog een officieel tintje, toen op 19 oktober 1439 door de wijbisschop, Martinus, aflaten van veertig dagen ver leend werden aan de bezoekers van het klooster en de dona teurs die met name voor de nieuwbouw van de kerk schonken. Op 10 juli 1447 werd de nieuwe kapel gewijd ^3. Van der Feijst stelt, dat het klooster na de stadsbrand een bloeiperiode beleefde Wat in deze periode jammergenoeg totaal ontbreken zijn overgeble ven schenkingsbewijzen. Dit be- 28

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1985 | | pagina 28