om mee te reizen. En de volgen
de dag moesten de Duitsers weer
verder reizen.
Het gebouw waar wij waren was
mij bekend. Voorheen was hier
een scheepswerf van de fa. Land
man. Die naam had nog jaren
op de pijp van de fabriek ge
staan. Het haventje kwam uit
in de Maas.
Een paard of een koe slachten
op de grond is zwaar en moei
lijk werk. Alles gaat er ruw
aan toe, omdat men het werk
niet kan verrichten zoals het
moet. Ook met de huid moet je
secuur te werk gaan. De huid
diende als bewijsstuk voor de
officier, hij moest immers we
ten wat er met het paard ge
beurd was. De officier moest
er een goed stuk biefstuk van
hebben. De rest mocht ik zelf
houden. De kop van het paard
hebben we in de haven gegooid.
Daar was te veel werk aan. Bo
vendien was het te moeilijk
om die kop mee naar huis te
sjouwen. Anton kon nu helpen
om het vlees naar mijn huis
te brengen, iets anders kon
hij toch niet doen. Intussen
was nog een zwager gekomen om
te helpen.
Toen het avond werd, wilde
Anton naar huis. Hij moest de
volgende dag immers weer vroeg
op, omdat hij bakker was. Ik
zei hem, dat hij een portie
vlees voor hemzelf en voor mijn
ouders mee kon nemen. Dat heb
ben we geweten, want hij zocht
het beste eruit. Voor Henk en
mij was geen lendebiefstuk meer
over.
Toen we klaar waren met slach
ten en de huid bij de officier
hadden afgeleverd, gingen we
naar huis. Thuisgekomen had
ik wel trek gekregen. Terwijl
ik aan mijn vrouw vertelde hoe
alles verlopen was, werd er
gebeld. Weer stond er een Duit
se soldaat voor de deur. Ik
moest zo snel mogelijk bij de
officier komen, omdat er nog
een paard geslacht moest wor
den. Ik begreep er niets van.
Snel ging ik naar Henk Daal-
meijer, die ook al verbaasd
stond te kijken, maar gelukkig
was hij weer bereid om te hel
pen.
Korte tijd later waren wij weer
bij de soldaten op de Havendijk.
Het paard lag helemaal achter
in het pand. Maar er was geen
verlichting. Twee soldaten
moesten ons met kaarsen en
scheepslantaarns bijlichten.
Het was monnikenwerk in het
donker. Bovendien moesten we
oppassen om de huid niet te
beschadigen. Het was een moei
zame arbeid. Vooral ook, omdat
mijn zwagers Heinsbroek en Ver-
wey niet mochten komen helpen.
Dat vonden de Duitsers te ge
vaarlijk in het donker. De Duit
sers hadden haast, zij wilden
zo vlug mogelijk naar Duits
land. Het vlees moest maar bij
ons blijven. Toen we klaar wa
ren mochten we alles op een
brik leggen, die getrokken werd
door twee Duitsers in plaats
van een paard!
Ik liet het vlees bij Henk
brengen. Henk had nl. een klein
kamertje vrij. Daar liet hij
lakens neerleggen, waarop het
vlees werd uitgespreid. Toen
dat was gebeurd, vroegen wij
de Duitsers of zij nog even
binnen wilden komen om iets
78