HET SINT URSULACONVENT
TE SCHIEDAM
K.P. Companje
In de voorgaande artikelen is
besproken, hoe het Ursulacon-
vent is ontstaan uit een eenvou
dig huis, waarin religieus in
gestelde vrouwen samen woonden
en hoe deze commune is uitge
groeid tot een Franciscanessen-
klooster met slot, kapel en
religieuze privileges. Verder
is ingegaan op de bouwgeschie
denis van het klooster.
In dit artikel zal gekeken wor
den naar de organisatie en de
bestaansbronnen van het kloos
ter.
Het klooster stond onder een
wereldlijke en een geestelijke
leiding. De wereldlijke was
de oudste. In 1405 werden de
buitenvaders genoemd. Dit waren
twee mannen, gekozen uit de
Schiedamse poorterij, soms bur
gemeesters, die de zusters moes
ten steunen in alle kwesties,
waarin hun advies werd ingeroe
pen. Tevens hadden deze buiten
vaders het recht om in te grij
pen bij wangedrag van de non
nen. Hoewel de buitenvaders
ook de economische belangen
van het klooster dienden te
behartigen, gebeurde dit in
alle bekende gevallen door de
pater van het convent. Hij kocht
en verkocht bezittingen, pacht
te en verpachtte land, hield
de bezittingenregisters bij,
betaalde alle personeel uit
en vertegenwoordigde het kloos
ter bij processen. Hij was be
langrijker voor het klooster
dan de buitenvaders.
De geestelijke leiding was in
handen van de visitatoren, de
pater en de ministra.
Ieder jaar werd het religieus
leven van het klooster gecontro
leerd. Volgens de Statuten van
het Utrechts Kapittel, waartoe
het klooster behoorde, mochten'
de controleurs of visitatoren
alleen maar worden aangewezen
door het Kapittel. Aan het Ursu-
laconvent en aan het Agathacon-
vent te Delft werd in 1468 een
nauw omschreven privilege ver
leend 1waardoor deze kloosters
werden vrijgesteld van visita
tie door de bisschop van U-
trecht. Deze vrijstelling heet
recht van exemptie. De visitato
ren waren meestal de Generaal-
Minister van de Orde, en een
pater van een ander convent.
Het klooster had sinds 1424
het recht op het houden van
een pater. Deze moest gekozen
worden uit de broeders van de
Derde Orde van Sint-Franciscüs
met goedkeuring van de overste
en de zusters. Hij kreeg de
verantwoording over de zielzorg
van de zusters. Hij mocht de
biecht afnemen, de communie
uitreiken en het Sacrament der
Stervenden toedienen. Hij assis
teerde bij het inkleden van
de novicen en nam de professie
af. In de zusterhuizen van het
Utrechts Kapittel had de pater
tevens een belangrijke stem
bij de verkiezing van de minis-
82