in 1477. Haar zuster Katharina
werd in 1489 vermeld als mater.
Hun zuster Zuabegijn te Delft,
schonk het klooster, toen Maria
ministra was, een grote hoeveel
heid land en regelde, dat het
klooster de nalatenschap van
Jacob Offhuys in 1466 kreeg.
Het is niet duidelijk hoe de
banden van het klooster met
de familie Offhuys ontstaan
zi jn
De laatste ministra van het
Ursula-convent is Machteld Heyn-
dricxd. geweest. In 1564 werd
zij voor het eerst genoemd bij
de regeling van een schuldbeken
tenis op de stad Delft en voor
de laatste maal in de periode
1573 - 1574. Zij stierf op 27
december 1575.
In de vijftiende eeuw werd het
klooster goed bestuurd. Er zijn
geen gevallen van interne moei
lijkheden bekend. Het klooster
verwierf door schenkingen en
aankopen vele bezittingen, en
had een belangrijke stem in
de vergaderingen van het U-
trechts Kapittel. In de streek
Schiedam - Delft - Den Haag was
het klooster zo belangrijk,
dat het in 1521 optrad als leid
ster voor de kloosters uit het
omringende gebied bij een pro
test tegen de inbreuk op het
recht van exemptie door Philips
van Bourgondië, bisschop van
Utrecht. Zoals reed vermeld,
was aan het Ursula-convent in
1468 eet» vrijstelling van visi
tatie door vertegenwoordigers
van de bisschop van Utrecht
verleend. Nadat in april 1521
het Ursula-convent toch door
visitatoren van het bisdom ge
ïnspecteerd was, protesteerde
het klooster fel hiertegen op
12 april 1521 tijdens een ver
gadering met de conventen van
Sion, Anna, Ursula, Barbara,
en Agnes uit Delft en die van
Agnes, Barbara, Elisabeth, en
Santa Maria Galilea uit Den
Haag. De visitatie bracht de
goede naam van het klooster
in opspraak en was in strijd
met de privileges Of dit pro
test succesvol was, is niet
duidelijk. De vergadering werd
gehouden in de kapittelzaal
van het Ursula-convent en werd
voorgezeten door de reeds ge
noemde Zua, dochter van Jan
van der Meer.
Na deze gebeurtenis verslapte
de kloostertucht. In 1524 en
1560 werd er door verschillende
instanties aan de burgemeesters
van Schiedam gevraagd, of zij
wilden ingrijpen in de moeilijk
heden, die er tussen de nonnen
en de ministra bestonden. Dit
waren echter normale verschijn
selen voor alle kloosters in
een periode van religieuze on
rust. Ook de welstand van het
klooster ging in deze tijd
achteruit
Het klooster had inkomsten uit
verschillende bronnen. De be
langrijkste waren: schenkingen,
pachten uit landerijen, opbreng
sten uit landerijen (bestemd
voor eigen gebruik), en huur
opbrengsten van huizen. Na 1500
werden vooral de aan- en verko
pen van renten belangrijk.
Er is weinig bekend over inkom
sten uit eigen arbeid. In ieder
geval was er in het klooster
lakennijverheid. In 1455 protes
teerde het klooster met vele
andere kloosters tegen invoe
ring van beperkende maatregelen
betreffende de uitoefening van
84