lakennijverheid in de kloos
ters In 1477 werd in een or
donnantie op de weverij door
de Schiedamse stedelijke over
heid bepaald, dat de zusters
4 penning van de waarde van
elk afgeleverd stuk, dat niet
bestemd was voor eigen gebruik,
aan het weversgilde dienden
te gevenö.
Het klooster bezat geen brouwe
rij, in tegenstelling tot veel
kloosters in andere steden.
Dit blijkt uit diverse vrijstel
lingen van belasting op bier,
dat ten behoeve van het Ursula-
convent en de andere kloosters
in de stad aangevoerd werd 7.
Andere inkomsten uit handarbeid
kwamen van de kloosterboerde-
rij. De gebouwen van deze boer
derij stonden op het terrein
aan de Breedstraat. In een lan-
deri jregister uit 1570 - 1572
staan de percelen van het grond
bezit vermeld, die bestemd wa-
ren voor eigen gebruik
1In de Nieuwlandse polder,
weiland en akkerland.
2. In de Westabtspolderwei
land en maailand.
3. In de stad Schiedam.
4. In de polder Frankenland.
5. In het s-Gravenland naar
het kasteel, d.i. Huis te
Riviere, toe.
6. De Zeedijk tussen Spierings-
hoek en Schiedam.
Dit was een tamelijk versnip
perd areaal. De landbouwactivi
teiten betroffen zowel akker
bouw als veeteelt.
Hoewel er in het archief van
het klooster goederen- en ren—
tenregisters zitten, is het
onmogelijk te bepalen hoe groot
het bezit van het klooster op
een gegeven moment was. De hui
dige gegevens zullen waarschijn
lijk incompleet zijn. Wel kan
geconstateerd worden, dat in
1550 enig bezit in de directe
omgeving van het klooster afge
stoten werd; namelijk door de
verkoop van drie huisjes met
erven en twee huisjes zonder
erven bij de Mennepoort en de
verpachting van een huis en
de kloosterboomgaard. Dit duid
de voor de eerste maal in de
geschiedenis op een afbrokke
ling van het bezit bij het
klooster zelf. Dit verschijnsel
had zich nog nooit voorgedaan
en betekende, dat de welstand
van het klooster achteruitging.
Dit verschijnsel deed zich voor
bij bijna alle kloosters in
de omgeving. De belangrijkste
oorzaken hiervoor waren de ach
teruitgang van het aantal roe
pingen en de verslechtering
van de financiële toestand.
Het was immers de periode vlak
voor de Reformatie! Kerkelijk
gezind was Schiedam bepaald
niet. In 1535 werd een verorde
ning van de stedelijke overheid
uitgevaardigd, dat iedere inge
zetene op kerkelijke feestdagen
en zondagen de mis moest bijwo
nen 9. Dat sommigen in Schiedam
ook fel tegen de kloosters wa
ren, bleek wel, uit het her
haald verbod van de stadsmagis
traten op diefstal en vernie
lingen in de kloosters
Het aantal roepingen voor het
Ursula—convent zal gedaald
zijn, hoewel er geen getallen
zijn. Ook de mate van achteruit
gang van het bezit valt niet
na te gaan, omdat de rekeningen
helaas verloren zijn gegaan^.
Of het klooster zou zijn blij
ven bestaan, als er geen Refor-
85
O