maart 1804 aanvaardde hij deze betrekking en kort daarna ook de betrekking van academiepredi ker aldaar. Op 13 juni 1804 sprak hij zijn in het Latijn gestelde inwijdingsrede uit over "den piigt eenA lejiaxmA van de cknlAtellgke godAdlenAt om In y~£n voonAtel den cknlAte- ilgke deen het zedenkundige van del leenAtelllge af. te Achelden" Nog hetzelfde jaar bedankte hij voor een beroeping tot hoog leraar in de wijsbegeerte door de Hoogeschool te Groningen en voor een beroeping tot hoog leraar in de Godgeleerdheid door de Hoogeschool te Frane- ker Aan de Hoogeschool te Harder wijk onderwees Joannes Clarisse ook Oosterse talen. Toen Neder land bij het Franse koninkrijk werd ingelijfd, werd de Hooge school te Harderwijk opgeheven. Joannes Clarisse werd predikant te Rotterdam, waar hij op 19 juli 1812 bevestigd werd. In december 1814 werd hij beroepen tot buitengewoon hoogleraar en akademieprediker te Leiden. Z'n inwijdingsrede op 12 mei 1815 ging "oven den wawiilgk onbeknompen Qodgeieende"Twee jaar lang gaf hij er ook onder wijs in Natuurlijke historie. In 1818 overleed een van zijn zoons en in 1827 overleed Catha— rina van Eek. In 1829 overleed nog een zoon en in hetzelfde jaar hertrouwde Joannes te Rot terdam met Adriana Joanna Pompe van Meerdervoortdie nog geen drie jaar later overleed. Na terugtrekking uit het hoog leraarsambt in 1840, ging Joan nes Clarisse wonen op het bui tenverblijf den Brink onder Rheede in Gelderland. Soms preekte hij nog en op 18 septem ber 1842 vierde hij zijn 50- jarige Evangeliedienst. Op 29 november 1846 overleed hij en werd te KatwijK aan Zee begra ven Joannes Clarisse was sedert 1804 lid van de Maatschappij van' Nederlandsche Letterkunde, sedert 1806 lid van de Maat schappij van Wetenschappen te Haarlem, sedert 1816 lid van het Zeeuws Genootschap der We tenschappen en sedert 1825 lid van de Derde klasse van het Koninklijk Nederlandsch Insti tuut. In 1834 werd hij benoemd tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. Al tijdens zijn academietijd schreef Joannes Clarisse gedich ten en wijdde zich uit vrije tijdsbesteding aan de Neder landse taalwetenschap. Behalve vele door hem gepubliceerde leerredenen en godsdienstige verhandelingen verschenen van hem: "Lenknoon gezet op kei koofd van den gnooten legmen ffacobuA DagevoA, $ac.Fil.$oan. Nep. $ac. Pnon. etc. Student in de H. Qodg.eteemdh.eijd te Legden; big gelegenheid van het doon glgn Ld. gemaakt, en tot ledenA venpilgtlng uitgegeven tigmpge op den 40 Aten vengaandag van Z. 0. H. benevenA de vcjiachltien- de lezingen op het doon 'Jloannen) C( lanlAAe)f(hltoA) S(tud.)" ILelden1788). Het betreft een humoristisch spot schrift. "Qedlchten" (Utnechl, 1793). "Oven N\oz<za oIa Dichten, eene voontezlng" AnAtendam, 1815). "Benigt aangaande twee fnagmen- 88

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1985 | | pagina 40