HET SINT-URSULACONVENT TE SCHIEDAM (4) K.P. Companje In de voorgaande artikelen in deze reeks is ingegaan op de stichting van het Ursulaconvent de bouwgeschiedenis en de in terne organisatie en de be- staansbronnen van het klooster. Als laatste zal nu worden ver teld over de bewoonsters en diverse aspecten van hun dage lijks leven in het convent. Het dagelijks leven van de be woonsters van het Ursulaconvent werd in geestelijk en wereld lijk opzicht bepaald door het recht van het klooster op slot. Dit betekende, en dat geldt ook nu nog voor een klooster, dat de novicen na hun proeftijd de kloostergelofte mochten af leggen en daardoor afgesloten werden van de buitenwereld. De zusters mochten slechts met toestemming van de moeder overste buiten het klooster gaan. Bezoek door leken was alleen toegestaan als er tij dens het bezoek de moeder overste of een daarvoor uitge kozen non aanwezig was. De kloosterlingen werden van de buitenwereld afgesloten om hen de rust te geven voor een in tensief geestelijk leven. In 1424 werd aan het Ursula convent het recht van slot ver leend. Formeel hield het recht op slot in, dat de zusters non werden en onderworpen waren aan de leefregels van de Derde Orde der Franciscanessen. De leefregels van deze Orde waren vastgelegd in de Statuten en Besluiten van het Kapittel der Tertiarissen van Utrecht waar toe het klooster behoorde. In de kapittelbesluiten staan uit voerig de taken en verantwoor delijkheden van de ministra beschreven. (Zie ook het arti kel over het convent in het vorige nummer van 'Scyedam'.) Iedere non had in het klooster haar eigen taak. Sommigen moes ten de kleding van haar mede zusters verzorgen, anderen kre gen de verantwoordelijkheid voor de bibliotheek met manu scripten. In ieder Francisca nessen-convent was een grote boekenverzameling. Anderen wer den met de ministra aangesteld als ziekenverzorgsterof ston den in de keuken. Gedurende enkele uren op de dag en onder het lezen tijdens de maaltijd bestond er de zwijg plicht of het silentium. Bij de maaltijd moesten alle zusters aanwezig zijn. De non nen die handenarbeid verricht ten konden gedispenseerd worden in vasten en andere regelvoor schriften. Het was verboden vlees te gebruiken op maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag. Voor iedere maaltijd werd een Onze Vader gebeden en na de maaltijd een Deo Gratias. Er werd op iedere vrijdag gevast en in de periode van Allerhei ligen tot Pasen ook op woensdag. De maaltijd werd aangekondigd door twee tekens. Op het eerste teken onderbraken de zusters overal in het klooster hun ta ken en op het tweede teken gingen zij naar de refter. De zusters gingen naar bed na het bidden van de completen. 121

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1985 | | pagina 21