Niemand mocht zonder permissie
van de ministra opblijven. De
zusters mochten 1 s nachts niet
over straat gaan "in verband
met dreigende gevaren".
Na 1497 mochten er geen Francis
canessen waken bij zieken in
het huis van een leek.
De zusters dienden iedere dag
de zeven getijden te bidden.
Op Sint-Margrieten, 13 juli,
en in de Grote Vasten moesten
de nonnen de metten in de pa
rochiekerk bijwonen.
Het wereldlijk en geestelijk
leven in het Ursulaconvent werd
niet alleen door deze algemene
leefregels bepaald, maar ook
door de privileges, die aan
het convent verleend waren.
Op 13 december 1424 verleende
de pastoor van de Grote of Sint-
Janskerk aan het klooster het
recht op het inrichten van een
kapel en enkele privileges voor
het gebruik van de Sacramenten:
1) het bewaren van de Eucharis
tie en het Heilig Oliesel;
2) de jaarlijkse schenking van
Olie door de parochiekerk;
3) als het klooster onvoldoende
Hosties of Olie in voorraad
had, dan mocht de priester van
het klooster deze bij de pa
rochiekerk halen; 4) de pries
ter van het klooster moest af
komstig zijn uit de Francisca
ner Orde en hij alleen mocht
de bewoners van het klooster
de biecht afnemen en de Sacra
menten toedienen; 5) de bewo
ners van het klooster moesten
bij de kapel begraven worden.
Voor de missen bij de begrafe
nis werd bepaald, dat deze
's zomers om zes uur en 's win
ters om zeven uur moesten begin
nen
In testamenten en schenkings
akten werd vaak gevraagd om
voor overledene of schenker
te bidden. In 1544 schonk de
priester Mattheus Jansz. het
convent een lijfrente van 2
pond per jaar, als voor hem,
zijn familie en vrienden op
Hemelvaartsdag de vespers ge
zongen zouden worden en op de
dag daarna bij de hoogmis een
vigilie van drie lessen en een
miserere of profundis.
Over het geestelijk leven in
het convent is verder helaas
weinig bekend. Alleen weten
we iets over het contact dat
de zusters hadden met Liduina.
Haar biechtvader en biograaf
Gerlach beschreef, hoe de non
nen voor haar kleding zorgden.
Zij gebruikten een wit linnen
hemd, waarin zij haar armen
staken en met het voorlijf het
lichaam van Liduina bedekten.
Of de nonnen verder voor haar
zorgden is niet bekend. Zij
speelden wel een rol in de
legende-vorming rond Liduina.
Wermbold van Buscop, een belang
rijk vertegenwoordiger van de
Moderne Devotie, bezocht Lidui
na tijdens haar ziekte en hij
schrok van haar armoede. Daarom
hield hij een preek ter onder
steuning van Liduina in de Sint-
Janskerk. Toen Wermbold enige
tijd later ziek was kwamen de
zusters bij Liduina langs en
vertelden haar, dat zij naar
Utrecht wilden gaan om hem op
te zoeken. Liduina antwoordde,
dat zij zich moesten haasten,
omdat zij Wermbold anders niet
meer zouden zien. Toen de zus
ters nog dezelfde dag in Utrecht
kwamen, hoorden zij de kerk
klokken luiden, omdat Wermbold
al overleden was. Liduina's
voorspelling was dus uitgeko
men
Na haar dood werd Liduina ge-
122