samenstelling en de aan de hand
hiervan berekende energiebehoef
te per gezin, uitgedrukt in
calorieën. Verder vinden we
de zgn. manwaarde, vastgesteld
aan de hand van een tabel, waar
bij ieder gezinslid een waarde
krijgt toegekend. Ter verdui
delijking de door Ten Bokkel
Huinink gehanteerde tabel. (4)
Gezinslid
volwassen man
volwassen vrouw
jongen 13-20 jaar
meisje 13-20 jaar
kind 10-13 jaar
kind 6-10 jaar
kind 2-6 jaar
kind 1—2 jaar
kind 0-1 jaar
manwaarde
1,0
0,83
1,0
0,83
0,83
0,6
0,5
0,3
0,2
Bij elkaar opgeteld vormen de
gevonden waarden de manwaarde
van een gezin. Deze manwaarde
staat naast de kolom waarin
de gezinssamenstelling wordt
weergegeven. Naast de kolom
gezinsinkomen vinden we nog
een kolom manwaarde. Deze cij
fers zijn het resultaat van
een simpele rekensom: het netto
aantal verbruikte calorieën
gedeeld door de manwaarde van
het gezin. Ze geven dus ruwweg
de voedingstoestand van een
gezin weer. Tenslotte bevatte
de overzichtslijst nog een kolom
waarin de giften in natura,
vooral kleding, van het Natio
naal Crisiscomité aan de gezin
nen over de vier weken waren
weergegeven. Ten Bokkel Huinink
heeft de onderzoeksresultaten
tenslotte onderling vergeleken
en vergeleken met cijfers zoals
deze van elders bekend waren.
(5).
De belangrijkste conclusie van
Ten Bokkel Huinink was dat de
voeding van de Schiedamse werk
lozen te weinig calorieën be
vatte. De gemiddelde mens heeft
zo'n 2800 calorieën per dag
nodig en de gemiddelde manwaar
de onder de Schiedamse werk
lozen was 2569 calorieën (zie
de laagste manwaarde ooit in
Holland gemeten. Een gevolg
van zo'n lichte ondervoeding
is het optreden van vermage
ringsverschijnselen tot op het
gewicht waarop het aantal ver
bruikte calorieën wel voldoende
is (de energiebehoefte is mede
afhankelijk van het gewicht).
Tijdens zijn werk als contro
lerend geneesheer werd Ten
Bokkel Huinink inderdaad met
vermageringsverschijnselen ge
confronteerd. Verder constateer
de hij een verminderde vitali
teit en vermoedde hij een gro
tere vatbaarheid voor infectie
ziekten. (6).
Wat betreft de kwaliteit van
het voedsel constateerde Ten
Bokkel Huinink in de eerste
plaats een vermindering van
het vetpercentage ten gunste
van de goedkopere koolhydraten.
Hij schrijft letterlijk: "de
voeding der Schiedamsche werk-
loozen lijkt, wat het vetper
centage aangaat, op de voeding
der arbeidersgezinnen uit het
begin dezer eeuw, en op de voe
ding van de Amsterdamse onder
steunde gezinnen uit den wereld
oorlog". Wat het eiwitgehalte
betrof sloegen de Schiedamse
werklozen echter geen slecht
figuur. (7). In de tweede plaats
constateerde Ten Bokkel Huinink
een gebrek aan vitamine A en
vooral een gebrek aan vitamine
D in het voedsel van de werk
lozen. Een gebrek aan vitamine
A werd volgens Ten Bokkel Hui
nink gekenmerkt door nachtblind
heid en andere oogaandoeningen,
verder vreesde hij een verhoog-
106