publiek open te stellen, maar in 1926 werd het museum weer gesloten
wegens gebrek aan belangstelling. Aan deze situatie trachtte men een
einde te maken: de jaarlijkse post op de begroting kon worden opge
voerd tot S 700,en tot reorganisatie en nieuwe opstelling werd be
sloten. Men vroeg daartoe o.a. advies aan Dr. H.E. van Gelder,
direkteur van het Gemeentemuseum in Den Haag en Mr. J.W. Frederiks,
direkteur van de Gevangenenpoort eveneens in Den Haag.
Beide heren wensten zich echter buiten het gevoerde aankoopbeleid
te houden; immers ook de Commissie was doorgegaan met het kopen
van falsificaties. -
Zijn belangstelling voor kunst en cultuur en die voor zijn geboorte
stad vormden voor C.H. Schwagermann ongetwijfeld de impuls om zich
in een brief d.d. 23 januari 1924 tot B W van Schiedam te wenden
met het aanbod de taak van secretaris van de museumcommissie op zich
te nemen.
Ofschoon dit voor kennisgeving werd aangenomen liet hij zich niet af
schepen en richtte deze 'outsider' zich toen in een brief gedateerd
19 juli 1926 tot J. Dinkelaar, destijds voorzitter van de raadsfractie
van de S.D.A.P. (13)
In dit schrijven zette hij puntsgewijs zijn ideeën omtrent een museum
beleid uitvoerig uiteen.
Sterk ingekort komen deze punten op het volgende neer:
1. Wilde het museum voor het culturele leven van Schiedam iets beteke
nen dan diende het uit de 'dode industriewijk naar het Gasthuis'
verplaatst te worden. (14)
191
12.
De commissie bestond uit:
Frits Lechner, (wijnhandelaar) voorzitter
Dr. P. Vermaas, (archivaris) tevens secretaris penningmeester
P. van Harderwijk, (pastoor Oud Kath. kerk) deskundige
Mr. A. Dirkzwager, (advocaat) lid
13.
J. Dinkelaar (1878 - 1966)
14.
Het Gasthuis was reeds eerder i.v.m. het museum genoemd, definitieve besluiten en de uitvoering
ervan bleven evenwel uit.