om op tijd op school te zijn. Natuurlijk had ik dat thuis al kunnen berekenen. Er was wel geen radio voor het tijdsein. Maar er was Vaders zakhorloge. Een chronometer! Geen beter dan dat. Nu na zoveel jaren, is dat nog zo; ik draag het dagelijks. En ik kan ervan op aan! Er was thuis ook nog de pendule in de voorkamer. Met zijn tegen een hekje leunende jonge jager. Hij moest het warm hebben, want zijn hemd stond ver open. Daarom leste hij zijn dorst met de kruik aan zijn mond: klok-klok-klok Toch lette ik op die dingen veel minder dan op de wijzerplaat van de grote Toren. Hoewel ik niet zo goed kon zien - een bril was een dure aangelegenheid voor een kleine speelse jongen - zag ik toch op een afstand duidelijk de tijd die de grote wijzers aangaven. De wijzerplaten bestonden toen uit ronde, blauwzwart geverfde houten borden, met romeinse cijfers. Bij de Torenrestauratie in de dertiger jaren werden ze vervangen door onduidelijker-doorzichtige 'rails' wijzerplaten. Met streepjes in plaats van cijfers. Het was wel modern. Maar toch armoedig. Restauratie beduidde in mijn jongenshersens herstel van 'hoe-het-geweest-was' Die oude, grote wijzerplaten heb ik onbarmhartig kapot zien hakken op het terrein van de Gemeentewerkplaats achter de Rui'ne. Wat waren ze groot toen ze op de grond lagen! Wat een grote goudstrepen van de romeinse cijfers! Het maakte een beetje verdrietig om zoveel jaren trouwe dienst beloond te zien met versplinterende bijlslagen. Het was er precies eender mee als met het verlies van de oude torentrans: doorzichtige balustrade tussen gemetselde, bolgekroonde hoekstijlen. Ervoor in de plaats kwam een harde kantelenrand. Net zoals bij een kasteel. Er waren, op weg naar school, nog drie andere klokken om op te zien hoe laat het was. Allereerst die van de Beurs. Maar die liep niet goed. En aan het eind van de Lange Kerkstraat met zijn dikke platanen was in de winter de klok van de Singelkerk te zien. Als de bomen van het oude graf kaal waren. Hoewel ik er altijd hoopvol naar keek, die klok was ook onbetrouwbaar. Soms stond hij zelfs stil. Over het algemeen liep hij achter. Zodat, als ik ooit op hem heb vertrouwd, ik te laat op school kwam, en dus straf kreeg. Ondanks mijn beroep op de Singelkerkklok. Die vanuit onze school te zien was. De derde klok was die aan een gevel op de Broersvest aan de stadzijde. Bij de goudsmid C. Kok, in goud, zilver, uurwerken en naaimachines (Pfaff). Dat was echter zo'n kleine, dat ik er van een afstand niet op kon zien hoeveel tijd'er nog was. Later kreeg die klok een andere vorm, duidelijker voor mij. Hij draaide toen ook in het rond. Heel bijzonder. 244

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1985 | | pagina 24