Als men de Vlaardingseslraat uitliep, zag men aan beide zijden polders met grasland. Dat zelfde zag men op de Damlaan. Op de Rotterdamse Dijk, nabij het Rode hek, had men een zicht ver in de polders, aan de zijde waar de stoomtram reed stond de watermolen midden in de polder met rechts van die ouwe toren de rivier, die daar al eeuwen lang naar zee stroomt. Oude Schiedammers spreken nog over Vlaardingpoort Rotterdampoort en Kethelpoort. Dan was er ook nog het Frankenland met zijn mooie oude bomen en zijn Dievenhoek. Hier kwamen alle lanen bijeen. Op die open ruimte onder de bomen was een stellage, waar mijnheer Scheffers de tapijten en kleden uitklopte, die hij ophaalde bij welgestelde burgers. In de nabijheid lag de Frankelandse dijk, met daarachter het Gors en de Maas. Destijds was daar nog een zalmvisserij gevestigd. Wilton was er nog niet, ook niet de Smulders Scheepswerven. Later is dit alles ingedijkt, zo noemde men dat volspuiten, indijken. Zo is daar het Sterrebos ontstaan. De ingedijkte, opgespoten grond werd eerst verhuurd als landbouwgrond, voornamelijk voor voeder- en suikerbieten, maar ook wel voor producten als kool en aardappelen. Daarna werd het meer een soort recreatie-oord. Aan de Maaskant verschenen enige verversingstentjes. Later werden er stukken grond verhuurd aan de stadsgenoten. Dat werden de familietuintjes of arbeiders tuintjes. Er was een boswachter die een mooi huisje bewoonde, tussen het geboomte, omgeven door een groot stuk grond. Vlak bij zijn huis was een waterpartij met zwemvogels. Er werd naderhand een tweede boswachter aangesteld, in de loop der jaren was er een echt mooi bos ontstaan. Mooie lanen voerden de wandelaar naar de Maaskantwaar het heerlijk toeven was In de zomer was het een drukte van belang. Zo was het ook in de Mathenesse, 's Gravelandse en Spaanse polder. Aan de voet van de Rotterdamse Dijk stonden honderden oude bomen. Hier broedden in het voorjaar vele vogels, zodat het gekwetter je van alle zijden tegemoet klonk, als je al wandelend tevens de geur opsnoof van de meidoornheggen, die de bovenkant van de dijk afschermden. Boven je waren de wuivende boomtoppen met hun bladerdek, de vlinders en de zoemende bijen. Weerszijden benedendijks lagen de weilanden, met aan de ene kant de watermolen van Verkade, terwijl aan de andere kant een pad naar beneden voerde, het laantje in met zijn schubbige, als oude mannetjes gebogen knotwilgen, het klaphekje en de vlondertjes en bruggetjes, die je naar de Spaanse polder voerden, waar de weg de spoorweg kruiste. Allemaal heerlijke herinneringen. Een zijweggetje rechts vanuit het laantje liep- vervolgens langs de boerderij van de familie Fransen, waar je dan weer terugkwam op de Rotterdamse Dijk. Dat noemde men: de Hoefplankies, of de Hoge bomen. Dan recht voor je uit stonden aan het einde van de 256

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1985 | | pagina 36