dat hij zijn doktersbriefje vergeten was. Hij mocht dat halen,
maar moest zijn persoonsbewijs achterlaten. Van der Sloot dook
toen onder. Allereerst in een klein hotel in Den Haag. Het lukte
om via Sociale Zaken in Schiedam door- persoonlijke bemiddeling
van Jaap Oostlander om een uitkering te krijgen voor zijn vrouw
en dochter, van S 15,per week. Van der Sloot zelf werd als
vermist opgegeven. De eigenaar van het hotel kwam er na enige
tijd echter achter, dat hij geen persoonsbewijs had. Hij kon dus
niet langer in het hotel blijven. De vrouw van de eigenaar was
prostituée en bood aan om boven haar bordeel een kamer af te
staan tegen een zeer schappelijke prijs. Van der Sloot kon
verder leven, al was het dan, zoals hij schreef, "in een
hoerenkast, drie hoog achter zonder enig uitzicht". Het
verzetswerk, helpen van onderduikers, koeriersdiensten e.d.
ging door. Om in zijn levensonderhoud te voorzien, zocht Van
der Sloot naar inkomstenbronnen. Zo heeft hij een tijd lang als
fotograaf in Eerbeek gewerkt, waar hij regelmatig vanuit Den
Haag naar toe reisde. Het lukte hem inmiddels aan een vals
persoonsbewijs te komen. Later heeft hij ook nog in konijnen en
kippen gehandeld, die hij in Gelderland op de kop tikte. Later
werd hij fotograaf in Rijswijk.
Het manuscript houdt op in augustus 1944. Het is dan ook
niet mogelijk, om te vertellen hoe Van der Sloot uiteindelijk de
oorlog doorkwam. Het is hem in ieder geval gelukt onder
moeilijke omstandigheden de oorlog te doorstaan. Na de oorlog is
hij nog een tijd werkzaam geweest in de fotohandel, om daarna
zijn oude stiel, timmerman, weer op te nemen. Tot het einde toe
is hij overtuigd kommunist gebleven en lid van de partij.
In het hiernavolgende wordt een selektie uit zijn
herinneringen gegeven.
228