SCHIEDAM EN DE LITERATUUR (7)
Het is al weer enige tijd geleden, dat er in Seyedam iets
over de literatuur in Schiedam verschenen is. Wilma van Dijke
stuurde ons een gedeelte uit De Historie van Mejuffrouw Sara
Burgerhartwaarin een korte beschrijving van de stad
Schiedam gegeven wordt.
Deze roman, geschreven door Betje Wolff en Aagje Deken,
bestaat uit 175 brieven en verscheen voor het eerst in 1782.
Sara Burgerhart wordt ook wel een zedenroman genoemd, omdat
het werk een opvoedkundig doel heeft. De schrijfsters stellen
de gebeurtenissen en de karakters van de personen zo voor,
dat de lezer hieruit iets kan leren, nl. hoe zich te gedragen in
de maatschappij. Het werk is ontstaan tijdens de periode van
het rationalisme. Dit is een periode waarin het menselijk denken
(het logische denken) en het rotsvaste vertrouwen dat men in
de uitkomst van dit eigen denken heeft, centraal staan. Door te
denken kan men de juiste weg in het leven vinden. De
wispelturige Sara Burgerhart vindt die weg onder leiding van
de levenswijze weduwe Buigzaam en haar brave en vrome
vriendin Anna Willis. Uiteindelijk ziet zij de fouten van haar
gedragingen in en trouwt zij met de brave en verstandige
Hendrik Edeling.
In het hierna volgende, een gedeelte uit de 55e brief,
schrijft Anna Willis aan Sara dat zij tijdens een reis de stad
Schiedam aandoet. Door haar ogen bekijken we Schiedam eens.
(H.v.d.V)
Mijn waarde moeder heeft u gemelddat iktoen zij op uw
laatste schreef, op de tril was. Hoe gaarne zou ik u bij mij
gehad hebben: wij waren met twee fourgons, tijdig van huis
gereden. De advocaat Fine Mouche, een academievriend van mijn
waarden vriend Smit, en een juffer, met welke ik op de
klossenpartij kennis maakte, een meisje, als de meeste zoete
juffrouwtjes, reden met ons in gezelschap. De morgen was
heerlijkalles wekte ons op tot weltevredenheidToen wij te
Schiedam kwamen, gingen wij het stadje door en omwandelden,
en zagen een of twee branderijen. In de vrolijkheid des harten
waagden wij, nevens de heren, eens te proeven de oud
vaderlandse kost, jenevertje-lief. Onze heren werden, 't zij
29