genade en verzoening met God.
Als jongen van acht jaar begreep
ik lang niet alles, wat mijn vader
daar met zijn vrienden besprak. Maar
dat was niet erg, want er was daar
op dat Proveniersplein zóveel te
beleven, dat ik m'n ogen uitkeek.
Soms kwam er een schip voorbij,
en dan moest de Spoelingbrug dus
open. Er waren toen nog weinig
motorschepen. Dikwijls was het dus
een zeilschip dat door de schipper
met een lange vaarboom werd voort
geduwd, terwijl hij heen-en-weer
liep door het gangboord en telkens
met een plons de vaarboom in het
water liet zakken. Bij de brug
blies hij op een koperen hoorn.
Dan kwam de brugwachter naar
buiten.
(Weet U dat het mooie brugwachtershuisje daar nog steeds
staat). Langzaam draaide dan de brug open en de schipper
duwde z'n schip weer verder. Aan de overkant van de Schie
stonden een paar boerderijtjes. Wat vond ik die mooi! Zo proper
en kleurrijk. Helder glimmende ruitjes met witte gordijntjes en
rode geraniums. Soms lagen de glimmende melkkannen nog op de
stoep, bezijden de rozen en zonnebloemen. De stoep, dat was
tevens de plaats waar de roeiboot lag. Want als de boeren naar
de stad wildenmoest dat wel met de roeibootDan plonsten ze
met de vaarboom of wrikten met de riem naar de kade bij het
Proveniershuis. Aan het Groeneweegjein een gezellig oud huis
tussen de branderijen, woonde een schipper aan de wal, die
voorlezer was in de samenkomst op de zolder. Zijn naam was
Visser. Als vader me daarnaar meenam, was ik heel gelukkig.
Die schipper en z'n vrouw waren altijd heel vriendelijk voor
mij. Hun thuiswonende dochter gaf me dikwijls een kopje warme
melk met een bruine brok. Ze hadden een klein dik hondje waar
ik geboeid naar kon kijken. Want als de schippersvrouw dan
voor mijn vermaak een versje opzegde, ging het hondje bij het
laatste woord dood liggen, om daarna snel op te springen voor
een stukje koek als beloning. Bovendien jaagde het diertje
fanatiek achter de huisvliegen, om ze dan met een luide klap
van z'n kaken te vangen. Nooit had ik zoiets gezien! Maar
overigens zat ik maar stil te luisteren naar al die grote en
vrome mensen en was een beetje jaloers op henWant waar zij
over praatten, wilde ik ook hebben: Geloof en liefde tot God.
7