De eerste brief die wij U laten lezen is geschreven door
Cornelis Johannes Smith, de oudste van de zes kinderen. Hij
werd geboren op 17 februari 1835. Daar hij na het overlijden
45
Waarde Oom!
Enkele weken geleden nam ik de vrijheid, toen ik bij U was, U
met een verzoek lastig te vallen, dat, zoo als U ligtelijk kunt
begrijpen, voor mij van het grootste belang is. - Onze afspraak
was, U over de zaak zoudt denken, en wij er dan later over
zouden praten, als ik weer bij U kwam. -
Hoewel nu de zaak zelf zoo veel spoed vereischtword ik
evenwel door omstandigheden gedwongen. Men is hier in de
gemeente sedert eenigen tijd bezig met het bouwen van 2
huisjes en dezen zullen worden verhuurd in vieren, teweten: 2
boven- en 2 beneden woningen, de bovenwoning bestaat uit een
voorkamer achterkamertje dat tegelijk keuken is en zolder
waarvoor een huurprijs betaald moet worden van S 100, 's
Jaars. Zoo iets past mij het beste, omdat het heel digt bij het
kantoor is, de huur tamelijk naar evenredigheid van andere
woningen hier ter stedehet is niet groot maar voor ons is dat
groot genoeg, heeft niet teveel omslag terwijl er dan geen hulp
van meid noodig is, en ten derde heeft het voor dat het nieuw
is, dus bij gevolg geen gevaar van ongedierte dat hier vrij erg
is; - Nu is er op zoo iets altijd veel animo, en om het mij niet
voor mijn neus weg te laten knippen heb ik een der
bovenwoningen tegen den genoemden prijs gehuurd. -
Door deze neem ik nu de vrijheid, op mijn aan U gedaan
verzoek terug tekomen namentlijk om mij een som van S 500,
tewillen leenen, tegen een jaarlijksche rente zooals U die zult
gelieve te bepalen eene jaarlijksche aflossing van S 50, of zoo
als U dat zal goedkeuren. -
Mijn salaris bedraagt S 800,
emolumenten niet minder dan 50,
van den heer Sonneveld voor
administratie zijner woningen 80,
S 930,—
en ik twijfel niet of zal bij een zuinige behandeling aan mijne
verpligtingen kunnen voldoen;
Geheel mijn hoop is thans op U gevestigd en zoudt U mij
genoegen doen, Ja, ons beide gelukkig maken, door aan mijn
verzoek tevoldoen. Hoogst aangenaam zal het mij wezen, Uw
antwoord temogen ontvangen mag ik het geluk smaken U
mijn verzoek niet van de hand wijst, maar mij wilt helpen, dan
zou het voor mij het makkelijkst wezen, wanneer het U hetzelfde
is, zoo ik omstreeks half Mai, EK, over het gedrag magt
beschikken.
In de hoop U deze in welstand zult mogen ontvangen en Uwe
gunstig antwoord tegemoet ziendeverblijve
Met de meeste agting
Uw U Liefhebbende Neef
C.I. Smith
Schiedam 16 april 1860
in dorso: Den WelEd Heere
I.P. Tischauser
ZEd