van hun betaalde contributie tussen de 15,- en 18.— per week lag. Zij moesten
dan elke dag in een lokaal van hun bond een stempel komen halen. Als zij uitgetrok
ken waren vervielen zij in de steun en kregen dan van overheidswege een uitkering die
13.- plus 1,50 per kind bedroeg. Degenen die niet bij een bond waren aangeslo
ten moesten tweemaal per dag bij het Arbeidsbureau in de Korenbeurs komen stem
pelen en ontvingen dan hun wekelijkse uitkering, die ongeveer de helft van hun toch
al karige weekloon bedroeg. Als men bedenkt dat voor de huishuur tussen de 4
en 6,~ per week moest worden betaald, bleef er nauwelijks een tientje over om
van te leven. Vooral omdat deze toestand enkele jaren heeft geduurd, werd er in menig
gezin bittere armoe geleden en was een boterham met tevredenheid meer gewoonte
dan uitzondering.
Van mijn broer, die in 1930 op 15-jarige leeftijd bij de Arbeidsbeurs in dienst was
getreden, hoorde ik natuurlijk de nodige verhalen. Bij de stempelaars die dikwijls
buiten in de regen op hun beurt moesten wachten, heerste vaak een geprikkelde stem
ming. Toen een keer gedreigd was een ambtenaar door het loket te zullen trekken
werd voortaan een oude politieman bij het loket geposteerd. Toen eind 1930 bij de Ar
beidsbeurs een vacature ontstond waarschuwde mijn broer onze buurman, J. van de
Most. Deze was als betaalmeester/tijdschrijver (een prachtige titel voor een niet zo'n
best betaalde baan) bij De Nieuwe Waterweg wegens de slechte tijden ontslagen en al
enige tijd zonder werk. Hij werd aangenomen. Daar de kantoren van het Ar
beidsbureau en het Maatschappelijk Hulpbetoon slechts door een gang gescheiden
Foto ter gelegenheid van het afscheid van de directeur van de Arbeidsbeurs van Schiedam
(1931). V.l.n.r. De Bree, Van de Most, Van Ravens, Van Gorkum, Meijer, Geerenstein en Visser
78