ENKELE HERINNERINGEN AAN DE WERF
GUSTO v/h A. F. SMULDERS
W.Chr. de Bree
Naar aanleiding van een onjuiste spelling van de naam van N.W. Conijn in het ar
tikel over J. Oostlander in Scyedam nr. 5 van 1984, maakte ik Herman Noordegraaf
hierop attent en vertelde hem dat ik in 1928 een halfjaar bij Smulders had gewerkt en
dat mijn vader aldaar 43 jaar als kopervormer/gieter in dienst was geweest; ik ben dus
als het ware met Smulders groot geworden.
Het gevolg van dit babbeltje was dat mij gevraagd werd enkele van mijn herin
neringen op papier te zetten, aan welk verzoek ik gaarne heb voldaan.
De oudste indrukken die mij lang zijn bijgebleven waren die, die ik opdeed wan
neer ik als 8-jarig jongetje mijn vader 's avonds van de fabriek ging halen en dan de
wat hellende Brouwerstraat over de gehele lengte en breedte gevuld zag met een dei
nende, compacte massa werkvolk, die zich naar huis spoedde. Iedereen liep, want
fietsen lagen zo omstreeks 1920 nog ver buiten het bereik van de gewone arbeider. De
meeste mannen droegen een blauwe kiel of jasje en dito broek (de overall was nog niet
uitgevonden), een ieder had een pet op, al of niet met glimmende klep en ging met vui
le handen en gezicht zo naar huis.
werktijden
De werktijden waren van half acht tot twaalf uur en van kwart over één tot half zes; op
zaterdag werd tot kwart over twaalf gewerkt, dus 48 uur per week.
De werktijden werden met behulp van de stoomfluit aangegeven, met dien verstan
de dat 5 minuten voor aanvangstijd nog een extra fluitsignaal gegeven werd om de
laatkomers te waarschuwen er nog even flink de sokken in te zetten, want te laat
komen kostte geld. Iedere arbeider had een koperen penning ter grootte van een ou
derwetse rijksdaalder met daarop een nummer. Bij de fabrieksuitgang hingen muur
kasten met daarin de opgehangen penningen op nummervolgorde; zodra je de fa
briek verliet moest de penning worden meegenomen. Bij binnenkomst stond er een
bak waarin de penningen moesten worden gedeponeerd. Direct na de tweede fluit
gooide de portier het deksel van de bak dicht en moest de penning bij hem worden in
geleverd. Je kreeg dan, al was je maar een seconde te laat, een kwartier boete en een
kwartier verlet, zodat er een half uur op je weekloon werd ingehouden. Na aanvang
van de werktijd hing de portier de penningen uit de bak weer op en kon aan de hand
van de open plaatsen de afwezigen noteren. Voor het einde van de werktijd de fabriek
verlaten was er ook niet bij, omdat de muurkasten pas even voor tijd werden geopend.
De lange schafttijden tussen de middag maakten het mogelijk dat het merendeel van
de werklieden naar huis konden om aldaar hun warme maaltijd te gebruiken. De
meesten woonden in de Gorzen en konden binnen het kwartier de afstand lopen.
Voor de overblijvende Rotterdammers had Smulders bij de bouw van de fabriek in
1905 tegen de buitenzijde van de linker machinehal een schaftlokaal voor 500 perso
nen laten bouwen, omdat men het niet prettig vond dat de mensen hun brood op hun
werkplek tussen de machines moesten opeten. Omdat het schaftlokaal alleen door
68