18i; de droge kurk-lucht, die in de ruimte hing, snoof je beha- gelijk op. Heel je leven hing aan deze omgeving, heel wat werk-jaren hadden je er aan gehecht Zoo maar kalmpjes voor zich uit soezend, de oogen gericht naar 't rust'loos wendende mes, zat Piet te werken. De blanke kurken boogden voortdurend door de lucht, dartelden even in de inand, lagen dan stil. Van tijd tot tijd wette Piet z'n mes, dat dan weer zacht door het weeke kurk kon glijden, zoo, in dotfe gladde ronding. De klok ging spelen van half acht. In den tuin van 't grootc huis, waar je uit de werkplaats op keek, knarste grind, 't Was meneer, die 'n morgenluchtje ging scheppen. Piet lichtte 't hoofd, keek, en groette. Meneer groette terug in vriendelijk geknik. Dat waren ze beiden al gewoon van den eersten tijd af, dat de werkplaats in de Boterstraat was, nu al weer jaren geleden. Toen vervolgde Piet rustig z'n arbeid. Met een smak werd de buitendeur opengeworpen in 't portaal, en fluitend kwam Jan binnen. Goeie morrege. Möggc. 't Is nog frisch buiten. Piet zei niets, maar keek even naar 't potkacheltje: er was wat kou door de deur gekomen. Jan zag 't, ging er heen, pookte wat in de stil-gloeiende kolen, graaide dan naar wat snippers op den grond en smeet ze met volle handen door 't open kacheldeurtje. Hoog laaiden nu de vlammen, lekten met lange tongen naar de pijp. Voorzichtig, maande Piet. Ja, 'k zal wel oppassen, maar 't is hier nog leelijk koud. Wat koud, zoo'n jonge vent. Ouwe kneu, plaagde Jan terug. De baas kwam binnen, ernstig als altijd. Piet hield van z'n baas, die 'm altijd welwillend behandelde, die in hem 189 niet alleen den knecht zag, maar een lotgenoot in 't werk leven, een meezwoeger in 't arbeidsbestaan De baas sprak z'n morgengroet, Piet groette weerom. Piet, hoe staat 't met de kurken van Heetman? 'k Weet niet, hoe na of ik ben, 'k zal 's tellen. Jan, jij dadelijk aan 't branden, om tien uur moet Heetman ze hebben in de distilleerderij. Als de baas wcrk-opgaf, deê-ie't altijd warm van-toon je icon niet mericen, dat 't bevel was van den patroon. En 't gehoorzamen viel licht. Piet hurkte naast de groote mand met de tapsche kurken, na er een ieege tegenaan te hebben gezet. Met z'n groote werkhanden graaide hij nu in den berg van kurken, wierp afwisselend met linker- en rechter hand zestallen over, telde hardop voor zich uit. In regelmatig bewegen gingen z'n armen heen en weer, regelmatig leefden geruchten van vallende kurken in de voller wordende mand. Jan zat al aan de werkbank. Naast de ronde brandmachine geelde een vijgenmat met wat kurken uit Piets mand. Vroolijk knetterend lekte 't spiritusvlammetje naar 't brandijzer met den naam „Heetman" in spiegelschrift. Brakels keek met voldoening naar Jan, den jongen werker, zooals-ie daar zat op z'n stoel, met bladen kurk over de kapotten matten zitting: 't was toch 'n flinke jongen, die voor den besten werkman niet opzij behoefde te gaan. Aandachtig deê Jan z'n werk: voorzichtig rolden z'n gekromde vingers de blanke kurken over 't warme ijzer: hij was geroutineerd, brandde z'n vingertoppen niet meer zooals in 't begin, toen de witte lettertjes stonden in z'n bleeke vel. Aan de kwartiermachine stond de baas. Lange repen kurk nam-ie telkens in de linkerhand, hield ze op bepaalden afstand onder 't mes, dat-ie met z'n rechter hand in regelmatig bewegen heen en weder schoof. Uit den zinken koker, waar door de kwartieren wegrolden naar een mand, reutelde een ge zellig werkgeluid. Op den winkel wasdearbeid nu vol begonnen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1986 | | pagina 13