Het was een bizar leven van permanente gedruktheid, waarin de vrij borrel een on
voldoende compensatie was voor een nimmer eindigende narigheid. Kinderen ken
den nauwelijks hun vader. Die was al naar zijn werk als voor hen de dag begon. En als
hij in de voor-avond moe thuis kwam terwijl de kinderen nog buiten speelden, zocht
hij spoedig het weldadige bed op tot de tijd, waarin een klopper hem kwam melden
dat hij weer aan de slag moest. Wellicht is het niets meer dan een legendarisch grapje,
dat deze verhoudingen typeert. Een kind, dat van zijn vader een oorvijg had gekregen,
liep huilend naar zijn moeder toe, klagend: Moeder, die vreemde man heeft me gesla
gen. Die vreemde man vertoonde zich alleen des Zondags, als hij dan tenminste niet
met even verkniesde maats als hij de vele kroegen afliep om zijn dagelijks leed te
verzuipen.
Toch heb ik voor dat zwarte Schiedam steeds een zekere genegenheid bewaard.
Door het gelukkig nog ontbreken van levensinzicht in jonge jaren kan vrijwel ieder
een met genoegen terugdenken aan de eigen jeugd, in welke omstandigheden zich die
ook ontwikkelde. Zo ook ik. Schiedam was destijds mijn wereld, en niets wees er op
dat het niet ook altijd mijn wereld zou blijven. Schiedam legde beslag op alle levens
van zijn toen nog gesloten en aparte bevolking. Waarom zou ik ontkomen aan een
greep, die slechts in enkele gevallen bleek te kunnen mistasten?
Het is niet onaannemelijk dat reeds in deze jeugdjaren omstreeks 1890 voor mij een
voedingsbodem werd bereid, die mij later tot een overtuigd geheelonthouder en een
strijdend socialist zou maken. De herinnering aan het slavend loonproletariaat uit de
Schiedamse jenever-industrie is daartoe al te levend gebleven.
Piet van Woensei nu was het type van de lijdzame werkman uit die dagen. Het wa
ren de dagen, waarin onder de werking van een nog ongebreideld heersende kapitalis
tische productiewijze het grote leger van loonslaven kon worden geëxploiteerd, dat
slechts een onkostenfactor betekende op de rekeningen uit haar bedrijven. Wel had al
meer dan veertig jaren lang de roep om bevrijding uit de mond van Karl Marx over de
wereld geklonken, maar die roep was nog niet doorgedrongen tot Schiedam.
Enkele jaren reeds was een voorvechter voor de belangen der arbeiders opgetreden
op het podium van ons parlement. Dat was Domela Nieuwenhuis, de gebaarde pro
feet, de man van de Sociaal-democratische Bond. Maar ook die bond had in het zwar
te Schiedam nog niet zijn aanhangers gevonden, of mogelijk slechts een enkeling we
ten te grijpen met zijn propaganda. Later heb ik Domela Nieuwenhuis persoonlijk le
ren kennen toen ik met hem in een soort arbitrage-commissie zat om een loongeschil
op te lossen bij de drukkerij 'De Mercuur' in Hilversum. Hij was toen reeds in de neer
gaande lijn van zijn krachten. Maar in de negentiger jaren van de vorige eeuw was de
ze man met zijn groot sociaal-voelend hart de hoop voor alle arbeiders, die tot het be
sef waren gekomen van hun onvoldaan bestaan. Tot die arbeiders behoorden echter
noch een Piet van Woensei noch de brandersknechts uit de Schiedamse jenever
wereld. De Sociaal-democratische Bond werkte destijds voornamelijk in Twente en
aan de Zaan.
Reeds in 1872 was het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond opgericht en
in 1877 Patrimonium, dat de christelijke arbeiders poogde te organiseren. Het is mij
bekend dat althans een van deze twee werklieden-verenigingen ook een steunpunt
vond in Schiedam, maar ik ben ervan verzekerd dat Piet van Woensei verre bleef van
140