die twee organisaties, ondanks schipper Floor en andere christelijke figuren binnen
zijn beperkte geestelijke horizon.
Het was wel een zeer sober milieu, waarin ik mij op mijn jongensvoeten bewoog.
Een kleinbedrijf midden in een zwoegende stad. Maar het heeft zijn betekenis voor
mijn leven stellig niet gemist. En wanneer ik nu tracht na te gaan welke deze betekenis
is geweest, dan durf ik te stellen, dat in dit kleine milieu de grondslag werd gelegd voor
een later zelfbewust optreden, dat niet zou worden gehandicapt door een zeker
minderwaardigheids-complex, zoals ik dat later bij vele anderen zou waarnemen, die
eveneens uit de kringen van een onderworpen geslacht waren voortgekomen.
Het geslacht, dat mij zou voortbrengen, was van vaderszijde een zuiver proleta
risch geslacht. Mijn moeder stamde uit klein-burgerlijke kringen, waarin nog de le
gende leefde van een rijke voorvader De Koning, die in de Napoleontische tijd al zijn
handelsschepen verloor en arm ten onderging. Mijn overgrootvader van moederszij
de, Hendrik de Koning, was blijkbaar een man met een zekere eruditie, want ik vond
van hem een dichtbundel, zwak in de trant van De Genestet. Maar een figuur van
enige betekenis heb ik onder mijn voorvaderen van vaderszijde niet mogen
ontdekken.
In de oude archieven van Schiedam heb ik mijn geslacht nagespeurd tot omstreeks
1640, maar in het midden van deze 17de eeuw ging de naam Van der Zee in allerlei
patronymica verloren. Enkele figuren uit dit geslacht werden Van den arme be
graven'. Het proletarisch karakter van dit geslacht duurde voort tot mijn grootvader,
die een smidsknecht was op de gasfabriek, en zou eerst een kleinburgerlijke wending
Nogmaals in de kurkenfabriek. Collectie W. v.d. Toom, Schiedam.
141