Een van de belangrijkste poorten die het zicht op Delft karakteriseerden tot in de eer
ste helft van de vorige eeuw, was de Schiedamse poort (afb. 1), waarvandaan er een re
gelmatige trekschuit verbinding via Overschie met Schiedam bestond. De naam
geving Schiedamse poort bewijst hoezeer Delft naar het zuiden toe ook op Schiedam
was georiënteerd.
Zonder volledig te zijn over de historische betrekkingen tussen Delft en Schiedam is
daar een modem aspect aan toe te voegen, namelijk dat er via de S.S.D.Z. (Stichting
Samenwerking Delftse Ziekenhuizenjook op laboratoriumtechnisch niveau een sa
menwerking is voor wat betreft onderzoek van bloed, urine etc. afkomstig van o.a.
Delftse en Schiedamse ziekenhuispatiënten.
Het bovenstaande moge een rechtvaardiging zijn voor het feit dat een stukje geschie
denis over Delfts gezondheidszorg in de ruimste zin des woords in een Schiedams hi
storisch tijdschrift verschijnt.
Gevolg van dit artikel zou kunnen zijn een stimulering van de belangstelling van
twee historische verenigingen voor eikaars werk en voor eikaars geschiedenisbeoefe-
ning; ook Delft heeft namelijk een historische vereniging, Delfia Batavorum geheten,
welke vereniging reeds vijftig jaar in steeds toenemende mate belangstelling onder
vindt van haar ruim duizend leden voor het werkterrein dat zij bestrijkt, namelijk de
geschiedenis van Delft en haar omgeving te bestuderen, te conserveren en te
beschrijven.
Hetgeen door Rook over Schiedam wordt beweerd, namelijk 'tot in de 13de eeuw heeft
onze stad geen geschiedenis', geldt voor Delft in mindere mate. Bekend is, dat er in Delft
sedert 1252 een gasthuis aanwezig is, dat gedurende vele eeuwen de tand des tijds
heeft doorstaan en tot voor enkele jaren zelfstandig functioneerde. Ook op andere
wijze heeft het stadsbestuur van Delft zich in het verleden ingezet voor het organise
ren van een zo goed mogelijke geneeskundige verzorging voor haar bevolking.
Tijdens de grote pestepidemie die Delft in de jaren 1580-1581 teisterde heeft zij de
Hollandse Hippocrates, Pieter van Foreest (1521-1597) benoemd tot stadsdoctor, welke
functie hij gedurende veertig jaar heeft uitgeoefend in Delft. Op zijn advies werden er
verschillende verordeningen door het stadsbestuur uitgevaardigd om aan deze vrese
lijke epidemie een halt toe te roepen.
Waarschijnlijk zijn ook op zijn initiatief in 1584 de eerste voorschriften opgesteld om
de opleiding en de werkzaamheden van de Delftse chirurgijns te reglementeren. De
chirurgijns en de Delftse medici kwamen aanvankelijk geregeld bij elkaar onder lei
ding van de stadsgeneesheer in een gedeelte van de Oude Kerk. Hier werd 'aen de
Zuyt-zyde van d 'Oude Kerck in deplaetse van outs genaemt het Font, daer men de Kinderen
placht te Dopenonderwijs gegeven en werden secties verricht.
In 1657 kreeg het chirurgijnsgilde een eigen onderkomen in het voor dit doel ver
bouwde Maria Magdalena convent, gelegen aan de Verwersdijk te Delft. Hier bevond
zich een vergaderzaal waar de chirurgijns aan een examen werden onderworpen, een
bibliotheek en als belangrijkste ruimte het amphitheatersgewijs opgebouwde thea-
trum anatomicum, waaromheen de anatomische verzameling van het chirurgijnsgilde
als een museale tentoonstelling was opgesteld. Deze bestond uit skeletten, opgezette
vogels en dieren en verschillende preparaten op sterk water.
28