achter een bewaarschoolklas. De vier lokalen aan de noordzijde zijn bestemd voor
drie bewaarschoolklassen en de naaiwinkel.39 Hulponderwijzeressen zijn de zusters
1 homasia (M. Bos) en Imelda (W. Scheers). Iedere onderwijzeres heeft dus twee leer
jaren tegelijk onder haar hoede. Met totaal 225 leerlingen betekent dit 75 per lokaal en
per onderwijzeres.
Het vrijgekomen hoofdschap van de school aan de Lange Haven met de overblijven
de le en 2e sectie wordt ingenomen door zuster Claudia (J.J.W. Osterloh), die de
school tot 1904 trouw zal blijven. Hulponderwijzeressen zijn de zusters Emmanuel
(P.C.M. Meijer), Francisca (M.P. Kleijn) en Reginalda (M.H.E. Deckers). 40 Geza
menlijk worden de twee secties bevolkt door 164 meisjes, hetgeen gemiddeld 41 per
onderwijzeres betekent, een duidelijk verschil met de situatie in de armenschool.
Ondanks de acht nieuwe lokalen blijft men moeite hebben de toevloed van kinderen
te verwerken. Het aantal van 164 in 1872 aan de Hoogstraat groeit via 220 in 1873, tot
305 in 1876. In 1873 kan men nog circa 45 plaatsen winnen door de banken van drie
klassen te vergroten.41 Maar in januari 1876 moet ten koste van de bewaarschool een
vierde lokaal in de school achter het weeshuis door de leerschool in gebruik worden
genomen, waar 75 kinderen worden geplaatst. 42 En dat in een lokaal van 6Vi bij
De mogelijkheid dat flinke aantallen nieuwe leerlingen worden aangemeld volgt uit
het feit dat veel kinderen slechts korte tijd of in het geheel niet een school bezoeken.
Dit blijkt voor het katholieke bevolkingsdeel nog sterker te gelden dan voor de overi
ge bevolking. Het percentage van de totale katholieke bevolking van Schiedam dat
een school bezoekt is bijvoorbeeld in 1873 lager dan dat der niet-katholieken: 12,12%
tegen 14,34%.43 En in 1874 zijn van de 539 leerlingen van katholieke scholen slechts 20
die 12 jaar of ouder zijn, terwijl wordt gemeld dat velen reeds op zeer jeugdige leeftijd
de school verlaten.44
Tot de sterke groei, vooral in 1874 en 1875, heeft wellicht mede het zogenaamde 'Kin
derwetje' van minister Van Houten bijgedragen. Deze wet, in werking vanaf 15 ok
tober 1874, bepaalt dat het kinderen beneden twaalf jaar verboden is (fabrieks-)arbeid
te verrichten. Vanaf 1875 blijft het aantal meisjesleerlingen van beide scholen samen
vrijwel constant, en schommelt het tussen 526 en 565. Een reeks van jaren blijft de si
tuatie stabiel, tot men in de tachtiger jaren niet om noodzakelijke uitbreidingsplan
nen heen kan. Deze zullen echter pas in 1887 verwezenlijkt kunnen worden.
7 meter.
Zuster Claudia (J.J. W. Osterloh), hoofd van de Mariaschool
1872, 1875 en 1886-1904. (Foto uit 1900, in het archief van het
Dominicanessenklooster te Voorschoten).
i
144