ge leeftijd. Voor heel wat kinderen, ook voor mij, was dat de eerste kennismaking met
een school, omdat lang niet iedereen aan het kleuteronderwijs had deelgenomen.
Schooljaar 1926/27, de eerste klas van de St. Jozefschool aan de Nassaulaan, met 54
jongens en broeder Andreo als klasseonderwijzer. Het lokaal is overvol met de vier rijen
met ieder zeven banken.
De schoolplaten tegen de achterwand tonen een St. Nicolaasbezoek, kerstviering in het
gezin, een processie en een straattafereel. Op de banken geen leesplankjes maar
letterdozen.
De schoolbanken stonden in rijen en er zaten twee leerlingen in één bank. Over het
aantal leerlingen per klas werd niet moeilijk gedaan; meer dan 50 leerlingen per klas
gaf ogenschijnlijk geen problemen, noch voor de leerkracht, noch voor het tempo of
de kwaliteit van het onderwijs of de orde in de klas. (Uit deze regels mag U als lezer
vaststellen dat ieder de wereld op een bepaald moment ervaart als zijnde dé realiteit
voor hem). Ik meen mij te herinneren dat achterblijvertjes, na enig zitten-blijven in
een klas, door de broeders naar een andere school werden gedirigeerd om daardoor
tempo en kwaliteit van het onderwijs voor de anderen niet in gevaar te brengen.
In die eerste schooljaren werden alle onderwerpen klassikaal behandeld; pas in
de hogere klassen was een persoonlijke begeleiding mogelijk.
Het taai-onderwijs geschiedde om te beginnen met letterdozen. Vooraan in de klas
stond een speciaal bord met haken waaraan kaartjes met een letter werden gehaakt,
aldus een woord vormend. Met behulp van de letterdoos die elke leerling voor zich op
de bank had staan werd het woord nagemaakt. Deze letterdoos fase ging vooraf aan
het leren schrijven; even opletten natuurlijk want de letterdoos kende drukletters, ter
wijl de schrijfletters anders van vorm waren.
177