ENIGE GESCHIEDKUNDIGE AANTEKENINGEN
BIJ DE DODENBEZORGING IN SCHIEDAM
W.C. Hoogeweij
Het begraven bij en in de kerken
Hoewel kerkvaders als Johannes Chrysostomus en concilies als dat van Braga in 563
het begraven buiten de steden en dorpen propageerden, kwam daar in de dagelijkse
praktijk niet veel van terecht. Eerst aangetrokken door de graven van martelaren,
waarbij kerken ontstonden, later door het sacrale karakter van het kerkgebouw zelf,
vonden begrafenissen steeds meer bij of in kerken plaats.
De monniken en nonnen van de verschillende kloosters hadden toestemmming om
hun doden in hun kloosterkerk of op hun eigen kerkhof te begraven. Op het eind van
de middeleeuwen werd het onder belangrijkere burgers zelfs mode om vlak voor hun
dood tot de Augustijner of de Franciscaner orde toe te treden om zodoende gehuld in
eèn pij in hun kerk te worden bijgezet.
Vanaf het begin dat Schiedam een eigen parochiekerk kreeg, d.i. in 1264, werden de
doden, hetzij in de kerk, hetzij op het terrein, dat achter deze kerk lag en aldus
'kerkhof werd genoemd, begraven. Op het kerkhof vonden 'de arme luijden' een laat
ste rustplaats. Dat was echter niet de enige plaats waar begraven werd, want het
Memorieplaat in de Grote Kerk
(foto: Gemeente-archief)
107