UIT: 'DE ZEIS AAN DE WILGEN'
DOOR JAAP DE RAAT
De vlam in de Kethel
De brandspuit
De naam Jaap de Raat is onlosmakelijk verbonden met het dorp Kethel. Deze kunstenaar is een geboren
en getogen Kethelaar.
Talloze markante Kethelse personen en topografische onderwerpen heeft hij getekend en geschilderd. Niet
alleen in beeld, ook in woord heeft De Raat de geschiedenis van Kethel en Spaland op papier gezet. Zo ver
telde hij in de eerder verschenen uit gaven In en om de dorpskerk en Een dorp dat driemaal onderging korte
verhalen over Kethel en Spaland.
Er is nu een derde boek met verhalen verschenen: De zeis aan de wilgen. Om u een indruk van dit nieuwe
Kethelboek te geven zijn een aantal fragmenten geselecteerd en in deze 'Scyedam' opgenomen.
Jaap de Raat, De zeis aan de wilgen - Kethel en Spaland is een gezamenlijke uitgave van het Fonds Histori
sche Publikaties Schiedam en het Schiedams Gemeentearchief. Het boek is verkrijgbaar bij de Schiedam-
se boekhandelaren en kost f 24,75.
Op een mooie zondagmorgen, 15 juli 1849, als de bouw binnen is, onderbreken de pastoor en de dominee
hun preken. De boeren worden uit de kerk geroepen: er is brand in de polder!
Wat is er gebeurd? Jan de Boer, arbeider bij Piet Lansbergen halverwege de Polderweg, gebruikt de zondag
morgen om eens op zijn gemak z'n jachtgeweer schoon te poetsen. Om de loop droog te branden doet hij er
kruit los in en daar boven geen prop maar een stukje turf. Achter de boerderij zegt hij nog tegen de dochter
van Lansbergen: 'Marie, ik ga vuur schieten', en knalt rechtstandig de lucht in. Na enkele ogenblikken
komt haar spelende broertje binnen hollen en roept: 'Dak van de schuur rookt'. Jan de Boer gaat kijken,
haalt de schouders op en zegt: 'O, dat is niks. Geef maar een emmer water dan pak ik de ladder'. Hij slaagt
niet. Erger nog, tot grote schrik zien ze plots aan de andere zijde van de woning ook brand.
Dan is er geen redden meer aan.
Het moederloos gezin tracht zonder vader, die naar de kerk is, nog wat van de inboedel te redden, maar na
drie laden uit het kabinet gehaald te hebben vluchten zij voor het vuur.
130