Jan van der Mark met zijn geitjes Dat ze in Den Haag op grote voet leefden werd ons duidelijk. Uit elke zijzak kwam een schoen tevoor schijn, maat 'kano'. We schieten in de lach en de verver vraagt: 'Gógemacheleg (zijn stopwoord) wat voor maat is dat wel?' 'Maat 65', zeg ik voor mijn beurt. Op dat ogenblik zien we een silhouet achter de glazen keukendeur opdoemen en komt moeder Sien te voorschijn. 'Hemel Jan, mot ik verzuipen', is het eerste dat ze uitbrengt, en dan: Wat voor maat is dat?' En Jan, slachtoffer van zijn luisteren, zegt: 'E hum, maat 65!' Neen, de koop ging niet door. Dus probeert Jan baas De Bruyn een zwarte jas met fluwelen kraag aan te smeren, met de toelichting: 'Zeker, het is tweedehands, maar het goede ouden is beter dan het slechte nieuwen en ik weet zeker als gij zondag ermee naar de kerk gaat, gij al dien boeren in hun banken hun kop pen naar je om ziet draaien. Want er is niet één boer in de hele Kethel, zelfs de rijkste niet, dien zo'n jas be zit.' Helaas, 'dien' middag wordt Jan alleen maar schillen rijker. Na de oorlog zwoegde Jan weer gewoon door met zijn 'koetjens en zijn geitjens', haalde schillen op en maaide voor wintervoorraad de wegbermen. Zo ook stukjes niemandland waarvan er steeds meer kwamen. Overschotjes, naast betonblokken die Kethel en Spaland steeds meer benauwend omklemden. We zagen hem nog in zijn laatste zomer, in 1957, op 76-jarige leeftijd in Tuindorp gebogen over de zeis, grasmaaien. Vlakbij in het park was een lid van het gemeentepersoneel met hetzelfde werk bezig, maar die liep gerieflijk achter een moderne maaimachine met motor. We vroegen Jan of hem dat niet wat gemak kelijker leek. ^Neeri, was het antwoord, 'dat is ook niet alles. Die vent wordt doodmoe, want dat ding wil maar voort en hij mot mee'. Ja, er school levenswijsheid in de humor en fantasie van deze onvergetelijke dorpsfiguur, wiens tred deed denken aan het tijdloze van voorbije eeuwen. Een vrijbuiter, die geen slaaf werd van tijd of materie, was hij zeker. 137

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1988 | | pagina 17