Schiedam - elke dag drie kwartier heen en terug - alwaar hij drie jaar zou blijven. Of
schoon hij op die school écht verven leerde (wat hem als huisschilder later ook van
pas kwam) was het geen plaats waar iets aan je artistieke ontwikkeling werd gedaan.
Maar De Raat had geen behoefte aan academische vorming, een houding die hij ach
teraf als 'eigenwijs' bestempelt. Tussen zijn vijftiende en vijfentwintigste jaar ging hij,
zoals hij dat noemt, zijn eigen weg. Twee mensen uit deze periode zijn voor hem van
groot belang geweest, te weten Sjef Schmiermann en Frans Naring. Schmiermann,
een begaafd sierkunstenaar, was leraar aan de Vak- en Teekenschool St.-Jozef aan de
Lange Haven en Naring had een atelier voor gebrandschilderd glas-in-lood in de
Sint-Liduinastraat. Bij beiden is De Raat in de leer respectievelijk werkzaam ge
weest. Met Schmiermann had hij tot diens dood in 1950 contact. Hij voltooide onaf
gemaakt werk van hem en was in 1984 adviseur toen er in het Stedelijk Museum van
het werk van Schmiermann een tentoonstelling werd gehouden. Aan zijn band met
zijn leermeester herinneren de 'engeltjes' die Schmiermann eens schilderde voor de
schouwburg te Rotterdam en die al sedert jaren aan een muur in De Raats werkkamer
prijken. Een autodidact kan men De Raat in die periode moeilijk noemen. Veel werk
ontstond: tekeningen en schilderijen, waarvan sommige niet onderdoen voor werk
uit de 'academische' periode. Dat hij met verf en penseel om wist te gaan blijkt ook
wel uit het feit, dat, toen hij in 1941 naar de academie ging, hij twee klassen
mocht overslaan.
Eerste verkoop
Een aardige bijkomstigheid van een expositie kan zijn, dat er werk van je wordt ver
kocht. Zo ook in 1941, toen directeur Schwagermann van het Schiedams Stedelijk
Museum een tentoonstelling organiseerde waarop werk van, onder anderen, Charles
Kemper en Jaap de Raat was te zien. De Raat verkocht een schilderij voor honderd
gulden, voor die tijd een enorm bedrag waar ook zijn vrouw erg blij mee was.
Een paar dagen voor het uitbreken van de oorlog was hij in Overschie getrouwd met
Lena Verheij. Vanaf het begin van hun huwelijk woonden zij in de Westpolderstraat,
in de toen nog jonge wijk Bijdorp. Daar werden ook hun kinderen geboren, een doch
ter en een zoon. Ofschoon de interesses van mevrouw De Raat niet altijd parallel lie
pen aan die van haar man, was zij zijn steun en toeverlaat. Zij had er ook geen be
zwaar tegen toen hij zich, kort na (en mede dank zij) de 'meevaller' van honderd gul
den, liet inschrijven als student aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Rotter
dam. Daar maakte hij kennis met 'kunstbroeders' als Herman Sey en Goof Smit, met
wie hij in 1945 de Schiedamse kunstenaarsgemeenschap S'45 oprichtte.
KUNST en kunst
Nu dwalen daar andere schilderachtige, of moet ik zeggen schilders-achtige, figuren rond',
zegt De Raat in zijn laatste boek, in een passage waar het huidige gebruik van het
voormalige Sint-Jacobsgasthuis ter sprake komt. De ondertoon is duidelijk: De Raat
heeft het niet zo op 'modemisme'. Voor hem is kunst op de eerste plaats een ambacht.
Misschien was hij het liefst een artistieke landbouwer geweest: de Kethelse pendant
van een collega uit Abtswoude, de dichter-boer Hubert Komelisz. Poot. 'Hoegenoeg-
lyk rolt het leven, des genisten Lantmans heen...Voor de 'Lantman' wel, maar niet voor
S'45. Meer dan eens krijgt deze vereniging, waarvan Jaap de Raat de spil is, kritiek te
126