In veel gezinnen heerste echt armoede, misschien nog net geen honger, maar het was wel op het randje. Veel vaders verdienden nauwelijks ƒ15 per week, waarvan dan f3- 5 huur af ging. Moeder moest dus bijverdienen, soms als werkster en wanneer er nog kleine kinderen thuis waren als wasvrouw, die de was thuis deed voor anderen die rij ker met aardse goederen waren bedeeld. Veel van mijn schoolvriendjes moesten dan ook na schooltijd de schone was op de klerenbak wegbrengen of de vuile was halen. Als men bedenkt dat de hele was met de hand werd gedaan in teilen of kuipen, dat het warme water bij een waterstoker moest worden gehaald, dan begrijpt men dat dit zwaar werk was, veel tijd vergde en bovendien nog slecht werd betaald. Dit is in onze tijd met zijn volautomatische wasmachines, centrifuges, drogers en warmwatertoe stellen bijna niet meer voor te stellen. Dat de toestand in veel gezinnen wel heel droevig was, blijkt uit het feit dat enkele vriendjes op zondag niet naar buiten konden omdat het enige stel kleren dat ze beza ten dan gewassen moest worden, zodat ze die op maandag weer naar school konden aantrekken. De gezinsinkomsten waren soms zo krap dat er geen vijf cent af kon om naar de bar bier te gaan; sommigen kwamen dan op school met een door moeder geknipt kaal hoofd, waarop de happen van de schaar nog zichtbaar waren. In enkele gevallen zocht vader zijn troost in de kroeg om zijn ellendige werkomstan digheden en de armoede thuis te ontlopen, waardoor het gezin nog dieper in de put kwam. Er liepen nogal wat dronken mannen op straat, veelal gevolgd door een troep joelende kinderen, die door hun jonge leeftijd de tragiek hiervan nog niet beseften. De armoede manifesteerde zich ook op de Zondagsschool; als je trouw je versje elke week had geleerd mocht je tevoren kiezen of je op het Kerstfeest een boekje of een stukje ondergoed wilde hebben. Deze kleren werden een heel jaar lang door een Vrouwenkrans vervaardigd, waarbij de kerk voor de materialen zorgde. Bij dit Kerst feest dat met alle klassen bij elkaar in een zaal of kerk werd gevierd behoorde ook een traktatie met o.a. een sinaasappel. Ik denk dat velen daar voor het eerst deze vrucht hebben gezien. Hoewel voor dat Kerstfeest elke zondag in de klas werd gecollecteerd - natuurlijk maar met een enkele cent - zal de kerk dit werk wel hebben ge subsidieerd. Onze Zondagsschool werd gehouden in Openbare school in de Dwarsstraat. Tegenover de school op de hoek van de Steenstraat was een klein snoepwinkeltje dat ook op zondag was geopend. Van vriendjes hoorde ik wel eens dat een centje voor de Zondagsschool bestemd, daar in snoep werd omgezet. Een zelfde winkeltje bevond zich tegenover de ingang van onze school in de Zwarte- waalsestraat. Kaatje Bot - zo heette de winkelierster - had daar in de voorkamer voor het raam een uitstalling van allerlei heerlijkheden, zoals toverballen, zuurstokken, duimdrop, dropveters, zoethout e.d.; voor een cent en zelfs voor een hallje kon je daar iets van je geding uitzoeken. Voor het raam werd lang gewikt en gewogen alvorens de juiste keuze was bepaald. Omdat de centen bij je moeder niet op de rug groeiden, toen een veel gegeven antwoord op de vraag naar een centje, werd je maar sporadisch voor deze keus geplaatst. 42

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1989 | | pagina 10