in staat stelde je met behulp van de stang aan de achterklep te laten voort
trekken.
Het was een hele gebeurtenis toen waterstoker Krommenhoek (hoek Beierlandse- en
Nieuwe Maasstraat) een tweedehands vrachtautootje aanschafte om o.m. de vaatjes
met het water rond te brengen. Het geval reed meer niet dan wel; er werd dan op het
Rozenburgerplein aan gesleuteld en wij stonden er als jongens omheen te wachten tot
met behulp van de slinger het ding na talloze vruchteloze pogingen eindelijk
wilde starten.
Op straat viel veel te beleven. De meeste slagers slachtten zelf en wanneer de veewa
gen kwam om varkens af te leveren stonden wij er met onze neus bovenop; dolle pret
wanneer een varken ontsnapte en de halve Gorzen door achterna werd gezeten.
Grote bewondering hadden wij voor de mannen die soms wel met z'n tienen achter
elkaar grote houten vaten over de middenstraat vanuit het Entrepot in de Lange
Nieuwstraat naar verschillende bestemmingen rolden.
Zij deden dit door met een houten hoepel de ton in het midden voort te duwen.
Over de hobbelige keien was dit geen sinecure; soms mochten wij ook wel eens een
poging wagen maar brachten er niet veel van terecht.
Meestal werden de vaten echter wanneer langere afstanden moesten worden over
brugd op lage sleperswagens vervoerd. Langs lange houten balken die aan de achter
zijde van de wagen werden aangehaakt, werden de vaten dan van de straat op de wa
gen gerold. Deze wagens waren bij ons geliefd, wantje kon er gemakkelijk achterop
springen en achter de vaten kon de voerman je niet zien. Ook op de lege wagens beoe
fenden wij dit 'keetje wippen'; de meeste voerlui vonden dit wel goed, maar soms
kwam de voerman met zijn zweep van de bok af en stapte over de wagen naar achte
ren om je weg te jagen, terwijl het paard rustig doorliep. Wij waren er intussen wel tij
dig afgesprongen.
De vele paarden lieten onderweg wel eens wat vallen. Paardenvijgen waren een be
gerenswaardig artikel om de bemesting van mijn vaders volkstuintje aan te vullen.
Zodra er weer een hoop werd gesignaleerd rende ik met emmer en schop naar buiten
om de buit binnen te halen, want er waren meerdere gegadigden. Aangevuld met de
mest van een konijnenhok sjouwde ik samen met een vriendje elke week de volle em
mer naar zijn tuin achter de werf Gusto.
Ook het Hoofd was een geliefd speelgebied. De Beierlandse, Brielse, Hellevoetse en
Middelhamisse boot deden enkele keren per dag het Hoofd aan om passagiers en
vracht te laden ofte lossen, terwijl de Pemisse boot om de twee uur daar aanlegde. Wij
mochten dan wel eens helpen met de tros om de bolder te gooien of de vracht mee hel
pen transporteren.
De Hoofdstraat bood verder veel vertier met de diverse binnenschepen in de Voor
haven; vrachtvervoer vond voornamelijk per schip plaats.
De balen graan en meel voor de expediteur Tieman werden door middel van houten
trappen vanuit het ruim van een schip door de sjouwerlieden op de wal gedragen. Met
de baal op hun nek staken zij dan de straat over naar het pakhuis; daar stond een ho
ge trap met de treden dicht bijelkaar, zij klommen met hun zware last naar de eerste
of tweede verdieping. Door hun aantal vormden zij als het ware een lopende band,
maar dan wel met mankracht bewogen. Pas jaren later werd met een stalen brug over
45