bedienend personeel, zodat interlokale gesprekken tussen beide plaatsen steeds zon der vertraging konden worden gevoerd. Aansluiting op het net Rotterdam was daar om, ter verkrijging van een vluggere afwikkeling der gesprekken, niet nodig. Aldus de Directeur-Generaal. Hij ging hier totaal voorbij aan het feit dat er tussenkomst nood zakelijk was van een viertal telefonistes en ook dat voor elk interlokaal gesprek apart betaald moest worden. Niet dat de bedrijven afkerig waren tot het betalen van deze kosten. Zij wilden zelfs een veel hoger abonnementstarief betalen wanneer zij daar mee zouden worden gelijkgesteld met de aangeslotenen te Rotterdam; dus een recht streekse aansluiting en kosteloos telefoneren binnen dat net. Het aantal gegadigden was inmiddels gestegen tot 16 deelnemers. Er werd onderling veel over deze zaak ge sproken. In 1916 kwam de Directeur-Generaal met een nieuw voorstel, door aan de belanghebbenden een interlokale geleiding tussen de Rijkstelefoonkantoren te Schiedam en Rotterdam te verhuren. De jaarlijkse huursom voor zo'n geleiding be droeg/8500,--. Wilde de groep van 16 deze aansluiting, dan moest men gezamelijk de kosten dragen, vermeerderd met de aansluiting op het Centraal Bureau te Schiedam ad. 50,- in totaal 581,25 per deelnemer. Deze interlokale lijn zou dan met mede werking van het gemeentelijk telefoonbedrijf te Rotterdam kunnen worden doorver bonden met het Centraal Bureel van dat net. Deze groep, die Rotterdamse telefoonnummers zou krijgen, zou, via een aparte post op het Schiedamse telefoonkantoor, permanent interlokaal verbonden met Rotter dam, met abonnees in Rotterdam kunnen bellen of door Rotterdammers gebeld wor den. Maar dan zonder betaling van het interlokale tarief. Telefonistes in de centrale in de Gerrit Verboonstraat, links mej. A. Juffermans, daarnaast mevr. De Jager. 83

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1989 | | pagina 7